Niet wat het lijkt
„Het bevalt me hier best in Theresienstadt. Het is hier goed van eten en drinken.” Een Jood uit Nederland moet in een propagandafilm het thuisfront laten geloven dat hij niets tekortkomt in het modelkamp van de nazi’s. De werkelijkheid is anders, gruwelijk anders. Gedurende de Tweede Wereldoorlog vinden ruim 35.000 mensen de dood in deze beladen plaats in het huidige Tsjechië.
De Deense regering krijgt in 1943 argwaan. Zo’n 500 Joden uit het land zijn gedeporteerd naar Theresienstadt. Geruchten over concentratiekampen maken de overheid ongerust. Ze staat erop dat het Rode Kruis toegang krijgt tot het kamp. De nazi’s laten eind 1943 weten dat in 1944 een bezoek mogelijk is.Een internationaal comité rijdt op 23 juli 1944 het kamp binnen. De inspecteurs zien winkels, een bank, een kleuterschool en zelfs een café. Kinderen spelen in het park tussen de bloemenperken. Culturele voorstellingen trekken volle zalen. Overal blijde gezichten. De delegatie brengt een positief verslag uit. „Al bij aankomst kan men zich ervan vergewissen dat de bevolking niet aan ondervoeding lijdt” en „De woonhuizen zijn gerieflijk, al zijn ze aan de krappe kant.” Foto’s van opgewekte kinderen onderstrepen het positieve verhaal.
De Duitsers wrijven zich in de handen. De camouflageactie is geslaagd. Ruim een halfjaar zijn ze onder leiding van de Oostenrijkse SS’er Karl Rahm bezig geweest met de voorbereidingen voor deze ’verfraaiing’. Bejaarden, zieken en weeskinderen werden op transport gezet naar een van de vernietigingskampen. Alleen de meest vitale gevangenen mochten figureren in de propagandashow. Rahm bemoeide zich hoogstpersoonlijk met deze selectie. „Jij daar. Je bederft de verfraaiing. Meld je aan bij de raad van ouderlingen voor deportatie.”
Voetbalwedstrijd
De nazi’s willen de poppenkast ten volle benutten en besluiten ook een film te maken met de veelzeggende naam ”De Führer schenkt de Joden een stad”. De kijker krijgt een voetbalwedstrijd voorgeschoteld met vele toeschouwers langs de lijnen. Inwoners, afkomstig uit verschillende landen, stellen het thuisfront in opgewekte bewoordingen gerust. Voor het oog veel plezier, in werkelijkheid overleeft vrijwel niemand de oorlog. Na de filmopnamen gaan de figuranten direct op transport.
Schijn en werkelijkheid liggen dicht bij elkaar in het getto Theresienstadt. Voor de buitenwereld een modeloord, in werkelijkheid een ordinair concentratiekamp, een doorvoer in 63 afleveringen naar Auschwitz. Als de gevangenen al niet eerder bezwijken. Het Joodse getto kent weliswaar een raad van ouderlingen, een soort Joods zelfbestuur, maar dit orgaan heeft weinig in te brengen tegen de bevelen van de Duitse overheerser.
Veel bekende Joden uit het Duitse Rijk worden naar Theresienstadt gebracht. De Duitsers kunnen zo de schijn ophouden dat zij deze politici, kunstenaars, juristen en burgers met hoge onderscheidingen een nette behandeling geven. Overlevende Karel Fleischmann schrijft hierover: „Ik zie hen, de voornaamste mensen van Keulen, tegen de muur leunen, dodelijk vermoeid, met een gekwelde gelaatsuitdrukking, oude mannen met afgeknipte baard en snor, zilverharige vrouwen met een zwart hoedje, zwarte jurk en handschoenen, een wandelstok met zilveren handvat, een elegante koffer alsof ze naar een kuuroord waren gekomen. Maar alles was afschuwelijk gebrekkig, misvormd, smerig en stonk naar menselijk vuil.”
Koude douche
Zo mogelijk nog slechter is de situatie in de kleine vesting, een voorpost van de vestingstad Theresienstadt. In dit gevangenkamp verblijven communisten, politieke tegenstanders en Joden. De laatste categorie heeft het vooral zwaar, een derde van hen bezwijkt.
Bij binnenkomst moeten de gevangenen uren wachten op registratie. Slaapzalen bieden in het begin plaats aan veertig personen, later stijgt dit aantal naar honderd. Het aantal stapelbedden blijft hetzelfde, een slaapplek is niet breder dan 40 centimeter. In een voormalige stal voor twee paarden verblijven op een zeker moment zestig gevangenen. Ruimte om te zitten ontbreekt eenvoudigweg.
Bevelhebber H. Jöckel -zijn bijnaam luidt De Dwerg- laat de gevangenen werken, zowel binnen als buiten de vesting. Zo komt er een zwembad voor de 120 SS-bewakers. Tientallen Joden worden tijdens deze bouw doodgeknuppeld.
Eén keer in de week mogen de gevangenen douchen. Met honderd man tegelijk, terwijl ondertussen de kleren een wasbeurt krijgen. Na de korte koude douche moeten de nog natte kleren weer aan, ook al is het hartje winter.
De scheerruimte lijkt een oase binnen het strenge regime. Ook hier is de werkelijkheid anders, er komt helemaal geen water uit de tientallen kranen. De ruimte is bedoeld voor de delegatie van het Rode Kruis, ze hebben haar echter nooit gezien.
Naarmate de oorlog voortduurt, verslechtert de situatie. In de vierde binnenplaats van de vesting proppen de nazi’s 700 mannen in een cel, onder gevangenen beter bekend als ”de hel”. In 1945 treffen de Duitsers voorbereidingen voor de aanleg van een gaskamer. Bovendien willen ze een deel van de slotgracht gebruiken om gevangenen te laten verdrinken. De nazi’s hebben al een naam bedacht: de eendenvijver. De bevrijding haalt deze plannen in. Wel fusilleren de Duitsers op 2 mei 49 mannen en 3 vrouwen, leden van de jongerenorganisatie Voorhoede.
Moe
Op 8 mei rijdt het Rode Leger door Theresienstadt. Een paar dagen eerder hebben de SS’ers het bevel overgedragen aan het Rode Kruis. In het kamp heerst vlektyfus. Gevangenen, die soms niet veel meer dan 35 kilo wegen, horen van de bevrijding maar bezwijken alsnog aan de epidemie.
De Tweede Wereldoorlog mag dan meer dan zestig jaar geleden geschiedenis zijn, in Theresienstadt is de sfeer blijven hangen van de tragische en dramatische gebeurtenissen uit het verleden. De naargeestige sfeer, de executieplaats, het crematorium en vooral de indrukwekkende begraafplaats brengen de oorlog dichter bij het heden. De stad wordt tegenwoordig weer bewoond, maar de auto’s en winkeltjes doen onwerkelijk aan.
Gids Peter verwoordt het op zijn eigen manier. „Ik leid jaarlijks honderden mensen door Theresienstadt. Na iedere rondleiding ben ik moe.”
Toch doen Peter en zijn collega’s hun werk niet voor niets. In het museum van de vestingstad ligt een gastenboek. Duitse scholieren uit Hamburg lieten de volgende boodschap achter. „Wij beloven, dat wij ons beste zullen geven, zodat dit nooit meer zal gebeuren.”
Mooie plannen, gruwelijke realiteit
De oorspronkelijke plannen beloofden Theresienstadt, in het Tsjechisch Terezin, een heldhaftig imago. De geschiedenis nam haar eigen loop.
Keizer Josef de Tweede ziet in de achttiende eeuw de expansie van het Pruisische Rijk met lede ogen aan. Hij besluit in 1780 tot de bouw van een vestingstad. Op 10 oktober legt hij zelf de eerste steen van Theresienstadt, vernoemd naar zijn moeder Theresia.
De bouw verloopt voorspoedig, door de inzet van 1500 metselaars en 15.000 soldaten is het fort al in 1790 gereed. De stad, zo’n 60 kilometer ten noorden van Praag, bestaat uit twee delen: een kleine en een grote vesting. De eerste is vooral bedoeld om de rivier de Elbe onder controle te houden. Tot een treffen met de Russen komt het niet, de vijand loopt slechts een keer langs de muren van de stad.
In 1888 verliest Theresienstadt het vestingsstatuut. De legering van het garnizoen blijft het sociale en economische leven in de stad bepalen. De kleine vesting doet vooral dienst als militaire strafgevangenis. In de loop van de Eerste Wereldoorlog zitten zo’n 2500 gevangenen op deze plek.
Onder hen is Gavrilo Princip, de moordenaar van aartshertog Frans Ferdinand. Deze moord in Sarajevo luidde de Eerste Wereldoorlog in. Princip stierf in het ziekenhuis van Theresienstadt aan tuberculose. Boven zijn cel in de kleine vesting herinnert een opschrift aan zijn aanwezigheid.
Al snel na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ontdekt de Duitse nazileider Reinhard Heydrich -de voorman kwam in 1942 door een aanslag in Praag om het leven- de mogelijkheden van Theresienstadt. Met relatief weinig bewakers kunnen ze hier veel gevangenen samenbrengen. De stad krijgt een rol in de „eindoplossing van het Joodse probleem.” Van november 1941 tot april 1945 worden ongeveer 144.000 Joden naar Theresienstadt gedeporteerd, waaronder 5000 met een Nederlandse nationaliteit. Eind juni 1942 zijn alle oorspronkelijke inwoners verdwenen en doet de vestingstad dienst als getto. Zo’n 33.000 Joden sterven in het kamp, 88.000 worden gedeporteerd naar vernietigingskampen als Auschwitz en Treblinka. Bij de bevrijding zijn nog 19.000 gevangenen in leven. De eerste ontmoeting tussen deze overlevenden had plaats in 1991.
Meer informatie: www.czechtourism.com en www.pamatnik-terezin.czv.