Bloggen
Privégedrag op de werkvloer is altijd goed voor juridische beschouwingen. De rechterlijke afweging van werknemers- tegen werkgeversbelangen wordt steeds beïnvloed door moderne ontwikkelingen. De weblog (internetdagboek) is er een van. Het aantal bloggende Nederlanders -onder wie veel werknemers- groeit exponentieel, aldus de advocaten Nunes en Boom in Nederlands Juristenblad 14 (”Weblogs van werknemers: een digitale poel des verderfs?”).
Zo kwam Defensie onlangs met een gedragscode voor bloggende militairen, nadat bleek dat militairen in Afghanistan weblogs onderhielden met tactische informatie waarin de lokale bevolking werd beledigd. Zo’n 75 procent van de bloggers schrijft geregeld over de ervaringen op het werk. Bloggen blijkt een vorm van communicatie die uitnodigt tot persoonlijke ontboezemingen, niet geschikt voor een groot publiek. Beschrijvingen van het dagelijks wel en wee op het werk bevatten doorgaans informatie over de gebouwindeling, werkplekfoto’s, zakelijke contacten, kritiek op de werkgever en beledigingen aan het adres van collega’s.Veel mensen realiseren zich niet dat hun weblog aanleiding kan zijn voor aangifte van laster, aansprakelijkheid of andere maatregelen op grond van onrechtmatig handelen. In de VS is het aantal processen tegen bloggers astronomisch gestegen. Ook in Nederland heeft het fenomeen al tot ontslagen geleid. Zo is het geval bekend van een werknemer die in zijn weblog erover fantaseerde hoe hij zijn collega’s op brute wijze mishandelde en vermoordde.
De werkgever hoeft niet toe te zien. Opmerkelijk weinig werkgevers hebben echter maatregelen getroffen voor deze situatie. Toch is het eenvoudig richtlijnen op te stellen met betrekking tot externe communicatie. Overtreding kan disciplinair worden gesanctioneerd; eventueel kan ontslag volgen of kan stopzetting van de communicatie worden gevorderd. Hoe beter de werkgever de situatie reguleert, hoe eerder de rechter het belang van vrije meningsuiting zal wegstrepen tegen het bedrijfsbelang.
De rechtspositie van werknemers blijft sowieso een stroom van artikelen en rechtspraak opleveren. In ArbeidsRecht 3 gaat mr. Bungener in op „de duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer.” Over het algemeen ontstaat een overeenkomst indien beide partijen dit willen en dit jegens elkaar verklaren. Zo’n verklaring kan verbaal zijn, maar ook uit gedrag kan blijken dat de overeenkomst wordt aanvaard. Om echter de werknemer te beschermen tegen het al te snel aangaan van rechtshandelingen met de werkgever, heeft de rechter in bepaalde gevallen extra eisen boven op de wet gecreëerd. Bijvoorbeeld als het gaat om vrijwillige ontslagname. Het weglopen in een boze bui („jullie bekijken het verder maar zonder mij”) wordt in de praktijk vaak bevestigd door een werkgeversbriefje in de trant van: „Hierbij bevestigen wij uw ontslagname.” Waarna de werknemer tot zichzelf komt en ontdekt dat hij geen recht op enige uitkering heeft, omdat hijzelf ontslag nam, terwijl ontslagname wellicht ook helemaal niet de bedoeling was.
Om bescherming te geven in deze situaties vereist de Hoge Raad dat, voordat van vrijwillige ontslagname mag worden gesproken, er sprake moet zijn van een verklaring die niet voor meer dan één uitleg vatbaar is. De werkgever moet zich ervan vergewissen dat de werknemer weet wat hij doet en de consequenties van zijn handelen aanvaardt.
De auteur bespreekt de vraag of deze strenge toets ook in andere gevallen dan ontslag moet gelden, zoals door een enkele rechter is gedaan bij de acceptatie van salarisverlaging. Het doel van deze eis is zeker te stellen dat de werknemer zich bewust is van het feit dat het aangaan van de desbetreffende rechtshandeling tot ernstige gevolgen kan leiden. De vraag of er behoefte aan is de regel vaker toe te passen, hangt volgens de auteur af van de vraag of al anderszins in de bescherming van de werknemer is voorzien (bijvoorbeeld in de wet). Dat lijkt een open deur; er is geen reden om werknemers bescherming te bieden die zij reeds genieten. De vraag is uiteraard of in het concrete geval die bescherming adequaat is. Zo niet, dan kan de rechter ingrijpen. Terughoudendheid ligt daarbij voor de hand. De doorsneewerknemer moet weten wat hij doet of zegt. Onbezonnen optreden mag in beginsel voor eigen rekening blijven, tenzij de werkgever (mede) debet is aan dit optreden.
In het Advocatenblad 5 een interessant artikel van juriste en grafisch ontwerper Hoogwater over „de kracht van beeld in de rechtszaal.” In Amerika volop in gebruik: elektronische presentaties en 3d-animaties om de jury mee te krijgen. De auteur geeft aan dat ook in Nederland meer gebruikgemaakt kan worden van beelden om te overtuigen. De rechter is geen jury, maar evengoed burger van de beeldschermmaatschappij, terwijl ook in zijn afweging irrationele aspecten een rol spelen. Omdat beelden echter niet alleen dienen ter informatie maar ook ter overdracht van emoties, moeten er wel waarborgen gelden tegen visuele manipulatie en misleiding. Een „gematigd gebruik” van grafisch materiaal ligt voor de hand. Het proces bevat zelf waarborgen. Visuele retoriek maakt procedures toegankelijker én leuker, mits beelden geloofwaardig zijn en betrokkenen serieus worden genomen.
Mr. A. Klaassen is advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten.
Reageren aan scribent? focus@gedachtegoed.nl.