Cultuur & boeken

Odysseus in Zeeland

In niets lijken ze op het fanatieke clubje studenten uit ”De verborgen geschiedenis” van de Amerikaanse schrijver Donna Tart. Behalve dat ze een gemeenschappelijk passie hebben: het klassieke Grieks. Nina, Ida en Marloes volgen Odysseus op zijn avontuurlijke reis naar huis.

18 April 2007 08:20Gewijzigd op 14 November 2020 04:42

In de ruime woonkamer van Nina Schelling genieten de drie dames na de lunch van een kop thee met verse appeltaart. Op tafel boeken over Odysseus, in het Grieks natuurlijk. En een woordenboek, dat weer wel.De drie hebben thuis een eigen vertaling gemaakt van een gedeelte uit Homerus’ Odyssee. Want dat is de aardigheid: zelf stoeien met de oorspronkelijke tekst om de juiste betekenis te achterhalen. Odysseus is na de Trojaanse Oorlog op de terugreis en spoelt aan op een eiland. Athene, godin van de wijsheid, staat hem bij.

Op het eiland ontwaakt zojuist Nausikaa, een prinses aan wie Athene verschijnt. Ze vertelt haar dat er een huwelijk op komst is…

Ida lacht: „Haar kamer lijkt op die van onze dochter. Wat dat betreft is er na duizenden jaren niets veranderd. Je hebt een smeuïg stukje uitgezocht.”

Nina, in het dagelijks leven docent klassieke talen, leest haar vertaling voor, terwijl ze tussendoor dingen toelicht. „De witte wol die Homerus hier noemt is echt stralend witte wol. Kleuren zijn bij Homerus altijd een lastig punt, de Grieken hadden daar heel andere omschrijvingen voor dan wij gewend zijn. Verderop in het verhaal heeft hij het over een wijnkleurige zee. Wat moet je je daar bij voorstellen? Misschien moeten we denken aan de rode kleur die de ondergaande zon aan het water geeft.”

Goede pubervader
Nausikaa gaat na het wakker worden naar haar ouders. Ze vraagt om een wagen om bij de rivier mooie kleren te kunnen gaan wassen, zoals Athene haar in de droom heeft gevraagd. En natuurlijk om de beloofde huwelijkskandidaat te ontmoeten. Maar dat laatste vertelt ze wijselijk niet aan haar ouders. Haar vader heeft haar echter door. Subtiel zegt hij: „Ik misgun je geen muilezels, mijn kind, en ook niet iets anders. Ga.” Ida: „Echt een goede pubervader.”

Dan vertrekt ze op haar wagen met muilezels ervoor, te voet begeleid door dienaressen. Ida: „Je ziet haar vader en moeder hoofdschuddend op de achtergrond. Wat zal dat worden?”

In de passage die Marloes heeft vertaald is Nausikaa bij de rivier aangekomen en gaat ze haar meegebrachte kleren wassen. Daarna volgen picknick en balspel, waarbij de meiden hun hoofddoeken afdoen. Ida: „Afdoen? Er staat toch zoiets als weggooien?” Ze maakt een wegwerpgebaar. „Nina: „Dat is nu weer actueel.” Ze wijst en passant op een typisch homerische vergelijking: „Zij ging zoals de pijlen schietende Artemis die van de berg afkomt, van de Taygetos of de uitgestrekte Erymanthos, zich vermakend met wilde zwijnen en snelle herten.”

„Nu komt hij, Odysseus”, lacht Nina als ze het vervolg van het verhaal aankondigt. Odysseus wordt wakker gemaakt door het ingrijpen van Athene. Marloes: „Nog een wonder dat hij door het gegil van de meisjes bleef heen slapen.” Ida wijst op het woordje ”missen”. Nausikaa gooit een bal naar een dienares, maar mist doel. „Dat is hetzelfde woord voor ”zonde”.”

Leeuwenmanen
Eindelijk ontwaakt Odysseus. Ida: „Waarom zegt Homerus dat hij stralend en fier als een leeuw opstaat?” Marloes: „Na zo’n zware tocht staan z’n haren waarschijnlijk als manen wijd uit. En stralende ogen zijn kennelijk de essentie van een man.”

Odysseus zegt: „Och arme ik, in het land van welke stervelingen ben ik nou weer beland? Zijn ze agressief en wild en niet rechtvaardig? Of gastvrij en is het gemoed godvrezend?” Nina: „Ook weer zo’n actuele zin. Hier gaat het over normen en waarden.” Marloes: „Wel een beetje eenzijdige kijk op de werkelijkheid.”

Bij het zien van de door de zee en storm geteisterde, toegetakelde en van zijn kleren beroofde Odysseus vluchten alle meisjes weg. Behalve Nausikaa, „want Athene legde haar moed in het hart en nam de vrees weg uit haar ledematen.”

Ida: „Nu gaan alle registers open: hier komt Odysseus’ smeekbede aan Nausikaa.” Ze begint het slotdeel voor te lezen, maar onderbreekt zichzelf: „Hij is een ongelofelijke slijmbal, die allerlei prachtige beelden verzint om Nausikaa te complimenteren met haar uiterlijk.” Marlies: „Nou, Odysseus noemt haar ”zoiets”, dat is toch weinig vleiend.” Ida: „Ik was erg benieuwd hoe dit zou aflopen. Odysseus wenst Nausikaa alle goeds toe: een man, een huis (bij wijze van spreken met een nieuwe keuken), edele harmonie. Dat laatste was kennelijk ook in die tijd niet vanzelfsprekend, zei mijn man. Homerus moet een groot mensenkenner zijn geweest.”

Delft of Delphi
Nina: „Ik heb een laatklassieke Griekse tekst over Hero en Leander. Dit verhaal verwijst naar de Odyssee, maar is er het spiegelbeeld van. Ik heb het helaas op school laten liggen.”

Ida moet opeens denken aan het boek van een Engelsman van Zeeuwse komaf. „Hij suggereert dat het verhaal van Odysseus zich heeft afgespeeld in en rond Zeeland. Het klimaat dat Homerus beschrijft zou bijvoorbeeld niet passen bij het Middellandse Zeegebied. Delphi zou Delft zijn; Hellevoetsluis zou de toegang tot de onderwereld zijn. Heel curieus om te lezen, je wordt er een beetje giechelig van.”

Nina staat op en loopt naar de boekenkast. Een moment later komt ze terug met ”Waar eens Troje lag” van Iman Wilkens. „Dit boek bedoel je. De donkere zee waar Homerus over schrijft vind je inderdaad eerder in onze omgeving. Hetzelfde geldt voor de planten die in het verhaal voorkomen.” Ida: „En de nevelige dagen niet te vergeten. Maar misschien is het klimaat wel erg veranderd in de loop van de eeuwen. Met dit soort speculaties begeef je op glad ijs.”

Nina diept nog een boek op uit haar voorraad. „In het Paleis op de Dam, dat vroeger het stadhuis van Amsterdam was, heb je nog een kamer voor de desolate boedel. Die werd gebruikt om overeenstemming te bereiken tussen degenen die failliet waren gegaan en hun schuldeisers. Deze kamer is voorzien van een afbeelding van Odysseus die berooid op het strand aanspoelt. Dat schilderij zie je hier. Het illustreert heel mooi wat er in deze kamer gebeurde.”

Schuld of schaamte
Nina werpt de vraag op of de moderne maatschappij weer het karakter krijgt van een ”shame-cultuur”, waarin net als in het oude Griekenland begrippen als eer en schande een belangrijkere rol spelen dan de schuldvraag. Ik merk dat op school heel duidelijk.” Ida: „In de politiek bestaat toch sterk de neiging om schuldigen aan te wijzen wanneer er iets misgaat.”

Waarmee maar weer is aangetoond dat wat de oude Grieken bezighield van alle tijden is. Er is niets nieuws onder de zon.

Ook zo’n klassieker.

Het verhaal: Odysseus’ reis

Odysseus was de legendarische vorst van Ithaka. Hij was gehuwd met Penelope en had een zoon, Telemachos. Toen Odysseus gedwongen werd om deel te nemen aan de expeditie naar Troje, probeerde hij zich daaraan te onttrekken door net te doen alsof hij krankzinnig was. Hij werd verraden en moest mee naar Troje. In deze oorlog muntte Odysseus uit door zijn scherpzinnigheid en diplomatie, men verkoos hem bij voorkeur als verspieder of als onderhandelaar.

De Odyssee, geschreven door de Griekse dichter Homerus, beschrijft de avontuurlijke terugreis van Odysseus.

Onderweg ontmoet hij onder meer de vreedzame Lotophagen, de reus Kykloop en het mensenetersvolk der Laestrygonen. Ook de verlokking van de Sirenen en de vernietiging van zijn vloot zijn beproevingen die hij moet doorstaan. Na de vernietiging van zijn vloot komt hij als enige overlevende aan op een eiland ver in de oceaan. Op dit eiland verblijft de nimf Kalypso. Kalypso begeert hem als haar echtgenoot, maar op bevel van Zeus laat ze hem op een vlot wegzeilen.

Als Odysseus nog een keer schipbreuk lijdt komt hij bij de Phaiaken, waarvan Alkinoos koning is en Odysseus in contact komt met de mooie Nausikaa. De Phaiaken brengen hem uiteindelijk terug naar Ithaka.

Odysseus ontmoet Nausikaa

Maar toen zijn van plan was weer naar huis terug te gaan na de muildieren te hebben ingespannen en de mooie kleren te hebben gevouwen, toen bedacht de uilogige Athene weer iets anders, opdat Odysseus wakker zou worden en het knappe meisje zou zien, dat hem naar de stad der Phaiaken zou voorgaan.

En vervolgens gooide de prinses een bal naar een dienares; ze miste evenwel de dienares en de bal viel in een diepe draaikolk. En zij riepen daarbij luid; en de stralende Odysseus werd wakker. Hij kwam overeind en dacht na in zijn hart en in zijn gemoed: „Och, arme ik, in het land van wat voor stervelingen ben ik nu weer beland? Zijn ze overmoedig (agressief) en wild en niet rechtvaardig. Of gastvrij en is hun gemoed godvrezend? Het vrouwelijk gegil van meisjes heeft mij doordrongen, als van nimfen die de steile bergtoppen bewonen en de bronnen van rivieren en de grasrijke weiden. Of ben ik nu soms bij sprekende mensen? Maar kom, laat ik het zelf beproeven en zien.”

Na zo gesproken te hebben dook de stralende Odysseus op uit de bosjes, en hij brak met zijn stevige hand een tak uit het dichte struikgewas, (een tak) met bladeren, om rondom het lichaam zijn schaamdelen te bedekken.

En hij ging als een leeuw, opgegroeid in de bergen, vol vertrouwen in zijn kracht, die gaat verregend en verwaaid, en zijn beide ogen in hem gloeien; maar hij stort zich op de koeien en de schapen en gaat de wilde geiten achterna; en zijn buik spoort hem aan een aanval te wagen op het kleinvee en te gaan naar een stevig gebouwd huis: zo was Odysseus van plan zich onder de meisjes te begeven met de mooie vlechten te begeven, ook al was hij naakt, want nood dwong hem.

Hij zag er vreselijk uit in hun ogen, toegetakeld door het zeewater. Ze stoven weg naar alle kanten, naar de vooruitstekende landtongen. Alleen de dochter van Alkinoos bleef, want Athene legde haar moed in het hart en nam de vrees weg uit haar ledematen.

Zij ging beheerst tegenover hem staan. Odysseus overlegde of hij het knappe meisje zou smeken na haar de knieën te hebben vastgepakt, of beter op een afstand met vriendelijke woorden zou smeken of ze hem de stad wilde wijzen en hem kleren zou geven.

Zo nu scheen het hem, terwijl hij dacht, beter te zijn te smeken op een afstand met vriendelijke woorden, opdat het meisje niet boos zou worden op hem omdat hij haar knieën vastgepakt had.

Direct zei hij met een honingzoet en berekenend woord: „Ik smeek u, meesteres: wie bent u, een godin of een sterveling? Als u een zekere godin bent, die in de wijde hemel woont, dan acht ik u als Artemis, de dochter van de grote Zeus wat betreft verschijning, grootte en gestalte het meest nabij. Maar als u een van de stervelingen bent, die op aarde wonen: drievoudig gelukkig zijn uw vader en uw machtige moeder, en drievoudig gelukkig uw broers.

Met dunkt dat hun gemoed altijd met vreugde verwarmd wordt wegens u, wanneer ze zien dat zo’n telg de dansplaats betreedt. En hij is op zijn beurt bovenmate het gelukkigst, die met bruidsschatten overladen u mee naar huis mag nemen. Want ik heb zo iemand met mijn ogen nog nergens gezien, noch man noch vrouw. Ik ben helemaal verbaasd als ik naar u kijk. Ooit, op Delos, bij het altaar van Apollos, zag ik een jonge loot van een dadelpalm oprijzen; want ook daar ging ik heen met veel krijgsvolk op die tocht waarop mij rampen en leed te wachten zouden staan; op precies dezelfde wijze was ik lange tijd verbaasd in mijn gemoed, ook dit ziende, toen ik daar zo’n stam uit de aarde zag komen, zoals ik ook u, vrouw, bewonder en verbaasd ben. Ik zou het niet wagen, vreselijk, uw knieën vast te pakken.

Maar wat een leed heeft mij bereikt. Gisteren, op de twintigste dag, ben ik aan de wijnkleurige zee ontkomen; zo lang droegen de golven en snelle stormvlagen mij met een schip van Ogygia; maar nu werpt een daimon me hier neer, met de bedoeling dat ik ook hier iets slechts onderga, want ik verwacht niet dat die rampen zullen stoppen, maar dat de goden er nog vele zullen laten plaatshebben.

Maar, meesteres, heb meelij!

Want vele rampspoeden doorstaand hebbend, ben ik nu bij u aangekomen, en ik weet niets van de andere mensen die deze stad of dit land bewonen.

Maar toon mij een stad, geef me een lap om om te slaan, als u misschien een of ander omhulsel van kledingstukken hier mee naar toe hebt genomen. Mogen de goden u alles geven wat uw geest verlangt: een man en een huis, en edele harmonie; want er is niets beters en voortreffelijkers dan als een man en een vrouw, zij beiden een van hart en zinnen, een huis te bewonen; smarten voor hun vijanden, vreugden voor hun vrienden. Maar het meest ondervinden zij de vreugde zelf.”

(Vertaling leeskring)

De leeskring:

De leeskring Grieks bestaat uit drie personen: Marloes Jacobs, Nina Schelling en Ida Schouten. De club ging in het najaar van 1996 van start en heeft (nog) geen naam. De kiem werd gelegd toen een vriend van Marloes theologie wilde gaan studeren. Ze zei toen: Als jij klassiek Grieks gaat doen, doe ik mee. Ze kwamen bij Nina terecht, bij wie ze privélessen volgden. Na drie jaar deden ze, in 1993, staatsexamen. Daarna had Marloes behoefte om met de opgedane kennis iets te gaan doen. Nina zelf, die op school alleen maar Latijn gaf, wilde haar vakkennis waar het het klassieke Grieks betrof ook graag op peil houden. Samen met vriendin Judith vormden ze een lees- en vertaalclubje. Judith op haar beurt betrok Ida bij de kring, die al sinds haar middelbareschooltijd in het klassieke Grieks was geïnteresseerd. Zelf haakte Judith op een gegeven moment weer af.

Marloes: „We zijn op een bepaalde manier gelijkgestemde geesten, hoewel we heel verschillende achtergronden hebben. Persoonlijk heb ik bijvoorbeeld niets met de kerk.” Nina: „Maar je denkt wel over de dingen na. Wat ons bindt is de liefde voor taal, voor het lezen, de behoefte aan bezinning, het nadenken over de diepere vragen van het leven. We raden elkaar vaak boeken aan om te lezen.” Ida: „”Gilead” van Marilynne Robinson maakt grote indruk op me. De moeite waard is ook ”Een verhaal van liefde en duisternis” van Amos Oz.”

Nina: „We voeren de leukste discussies naar aanleiding van de teksten. Voor commentaar op de hedendaagse politiek kun je bijvoorbeeld heel goed te rade gaan bij de oude Grieken.” Ida: „Jaren geleden zag ik eens een billboard van NRC Handelsblad, met daarop onder anderen Kohl en Jeltsin, de mannetjesputters van onze tijd. Kijk, dacht ik, daar heb je de Agamemnons.”

Het doel van de kring is de kennis van het klassieke Grieks op peil houden. Nina: „We gebruikten heel lang examenbundels om klassieke teksten te vertalen. Dat doen we thuis en het resultaat bespreken we op de kring. Vaak leggen we er vertalingen van anderen naast om te kijken hoe zij het hebben gedaan. Door heel letterlijk te vertalen krijg je meestal geen goed lopend Nederlands. Ida is van het mooie vertalen.”

De leeslijst

De leesclub Grieks vertaalt klassieke teksten, vaak uit examenbundels voor het voortgezet onderwijs. Vaak kiezen de kringleden per jaar een thema. Bijvoorbeeld Alexander de Grote, teksten van Herodotus („erg lastig te vertalen”), van Plato of gedichten. Maar ook juridische redevoeringen, pleidooien voor de rechter, kwamen aan de orde.

De kring heeft een voorkeur voor tragedies, bijvoorbeeld ”Elektra of ”Antigone”, beide van ” van Sophokles. (Nina: „Leerlingen begrijpen Antigone niet meer, ze vinden haar hysterisch. Het dilemma waar ze mee worstelt snappen ze niet.) De volgende bijeenkomst behandelt de kring het laatste deel van Odysseus’ thuisreis. Daarna staat misschien weer een tragedie op het programma.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer