De Sovjet-Unie achterna
Titel: ”Europese mandarijnen. Achter de schermen van de Europese Commissie”
Auteur: Derk-Jan Eppink
Uitgeverij: Lannoo NV, Tielt (België), 2007
ISBN 978 90 209 7022 7
Pagina’s: 306
Prijs: € 19,95.
De EU bestaat vijftig jaar, maar bestaat de Unie over vijftig jaar nog? Gewezen Europees topambtenaar Derk-Jan Eppink ziet opvallende overeenkomsten tussen de EU en de Sovjet-Unie. Hij vreest dat de Unie het slachtoffer wordt van haar eigen succes. En islamiseert. Het Romeinse Rijk, het Chinese Keizerrijk, het Habsburgse Rijk, het Ottomaanse Rijk en de Sovjet-Unie hebben één ding gemeen: Na een periode van opmars begon een onstuitbaar proces van neergang. „Waarom zou Europa’s Rijk van de Goede Bedoelingen een uitzondering zijn op die regel?”, vraagt Eppink zich af in zijn boek ”Europese mandarijnen”. „Ook de EU is naar mijn mening onderworpen aan politieke wetmatigheden.”
De Europese Unie en de Sovjet-Unie hebben meer gemeen dan we denken, aldus de oud-medewerker van Europees commissaris Bolkestein. De Sovjet-Unie streefde in alles naar eenheid, de EU ziet dat ook als haar missie. De Sovjet-Unie werd geleid door een politieke elite, net zoals de EU. De Sovjet-Unie kende één bureaucratisch centrum, zoals de EU. De Sovjet-Unie werd geleid door een machtig secretariaat-generaal, de EU-instellingen ook. De Sovjet-Unie had de mythische arbeider, de EU heeft haar mythische burger. En zo gaat Eppink nog even door.
Toen Gorbatsjov de Sovjet-Unie in de jaren tachtig van de vorige eeuw wilde hervormen, was het al te laat. Moskou kon de technologische veranderingen niet bijbenen en de bevolking raakte ontgoocheld. Het systeem was versteend en brokkelde af. De Unie zakte in elkaar omdat ze niet kon leveren wat zij beloofde, analyseert Eppink.
De Sovjet-Unie miste volgens hem de corrigerende krachten en de zelfkritiek die eigen zijn aan een democratie. Hier heeft ook de EU een manco, vervolgt Eppink. De Europese grondwet werd met grote meerderheden goedgekeurd door het Europees parlement en vrijwel alle nationale parlementen. En toch verwierpen twee bevolkingen, de Franse en de Nederlandse, diezelfde grondwet. „Er is een verschil tussen de Europese elite die weet wat goed is voor het volk en het volk zelf.”
Dat de Europese Commissie, Eppinks voormalige werkgever, mijlenver bij het publiek vandaan staat, bewijst de gang van zaken rond de dienstenrichtlijn. Bolkestein wilde het mogelijk maken dat bijvoorbeeld Poolse loodgieters gemakkelijker in EU-lidstaten aan de slag kunnen gaan. De interne behandeling van de richtlijn in de Brusselse ambtelijke molen liep gesmeerd.
De richtlijn zou er komen, ware het niet dat hij onderdeel werd van de campagne rond de Europese grondwet. Toen het volk er lucht van kreeg, waren de demonstranten niet uit Brussel weg te slaan. IJlings trok de Europese Commissie de oorspronkelijke richtlijn in. „Voor het eerst abdiceerde de Prinses - zo noemt Eppink de Commissie consequent - en durfde haar eigen voorstel niet meer te verdedigen.”
Kantelmoment
Europa maakte in de jaren negentig van de vorige eeuw een „kantelmoment” mee, schrijft hij. „Er doemde een nieuwe wereld op voor onze ogen, maar we weten er geen raad mee. Na de oorlog waren bescherming tegen het Rode Oosten, herstel van democratie en economische welvaart de drijvende krachten achter de Europese samenwerking. Die doeleinden zijn allemaal bereikt, waardoor de EU het slachtoffer dreigt te worden van haar eigen succes.”
Het huidige Europa kampt volgens Eppink met drie kernproblemen: De EU-instellingen, waaronder de Commissie, zijn niet slagvaardig; de EU durft haar economie niet te moderniseren en de EU wordt overspoeld door islamitische immigranten. „De kernvraag is of de nieuwkomers zich aanpassen aan Europa of dat Europa zich moet aanpassen aan de nieuwkomers. (…) Europeaniseert de islam of islamiseert Europa?”
Europa moet de nieuwkomers „integreren in een zelfzekere cultuur met politieke en culturele basiswaarden die voor iedereen onder alle omstandigheden gelijk zijn en die niet onderhandelbaar zijn, maar wel afdwingbaar”, meent Eppink. Hij noemt de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, gelijke positie van man en vrouw en de scheiding van kerk en staat. De discussie over die waarden, mede aangezwengeld door premier Balkenende, „is geen theoretische exercitie voor geleerden. Zij bepaalt het lot van het oude continent.”
Eppink pleit daarom voor een radicaal andere houding bij de Europese leiders. Die durfden niet eens een verwijzing naar de joods-christelijke traditie van Europa op te nemen in de preambule van de grondwet, bang als ze waren om islamieten voor het hoofd te stoten. „Er heerst in het oude Europa een culturele zwakte, waardoor zijn leiders en elites niet meer weten wie ze zijn en waar ze voor staan”, stelt de ex-ambtenaar. „Ze kunnen zich zelfs niet uitspreken over een historisch feit.”
Als de Europese leiders niet voor hun eigen waarden durven opkomen, „zal Europa in 2050 een ander continent zijn”, waarschuwt Eppink. „De huidige culturele basiswaarden zijn dan weggeëbd.” De Europese elite moet zijn cultuurrelativisme opgeven. Anders „zal over twintig jaar in delen van grote Europese steden niet meer het burgerlijk wetboek gelden, maar de sharia.”
Zonde
Eppink schetst in zijn boek een onthutsend beeld van de gang van zaken bij de Europese Commissie. Integer optreden lijkt er welhaast onmogelijk. „Ik heb mij een veelheid aan intriges, doortraptheid en listen eigengemaakt die noodzakelijk zijn om als dienaar van de Prinses te overleven. Ik heb geleerd dat eerlijkheid een deugd is, maar in de wereld van de Prinses een zonde. (…) Een mandarijn - d.i.: een ambtenaar - van de Prinses moet bedreven zijn in de wat minder verheven vaardigheden van de onvolmaakte mens, zoals door God geschapen.” En elders in het boek: „Wat telt is macht, niet moraal.”
De gewezen Europese ambtenaar is er bij het schrijven van zijn boek helaas niet in geslaagd zijn Brusselse werkhouding af te leggen. Hij „gaat soms wel erg vrijzinnig om met de feiten”, zoals een recensent in Vrij Nederland het onlangs uitdrukte. Eppink schrijft bijvoorbeeld ergens dat „de liberale partij de grootste werd van Nederland.” De VVD is daar echter nooit in geslaagd.
Elders stelt Eppink dat „de krant die door orthodoxe calvinisten wordt gelezen” (i.c. het Reformatorisch Dagblad) afkeurend schreef over Bolkestein dat hem lof werd toegezwaaid door de Amerikaanse Wall Street Journal. De auteur citeert de krant niet alleen verkeerd, hij gebruikt ook een citaat van Bolkestein zelf uit de algemene politieke beschouwingen van 1995 toen de VVD’er nog geen Eurocommissaris was. De loftuiting van de Wall Street Journal gold bovendien toenmalig premier Kok.
Bont maakt Eppink het ook als hij zichzelf neerzet als de bron van een reeks NRC-artikelen over de ESF-affaire die Nederland noopte 150 miljoen euro aan onterecht ontvangen Europese subsidies terug te betalen aan Brussel. De auteur van die artikelen noemt het verhaal van Eppink in Vrij Nederland „klinkklare nonsens.”
Eppink heeft inmiddels besloten om die passage in een tweede druk aan te passen. Omwille van de eerlijkheid doet hij er goed aan nog enkele stukken te herschrijven. In een correct geschreven boek wint zijn pleidooi voor Europese waarden pas echt aan waarde.