Opinie

Exemplarisch leren stelt het kind niet centraal

Ter afronding van de discussie met ds. W. Visscher over het nieuwe leren en in reactie op dr. H. Dijkgraaf zetten drs. A. de Muynck en drs. B. Kalkman nog één keer uiteen welke plaats ze in dezen innemen.

6 April 2007 20:54Gewijzigd op 14 November 2020 04:40
„Wat in het exemplarisch leren een belangrijk punt is, is dat het erop gericht is leerlingen de orde die in de schepping gelegd is te leren doorgronden.” Foto RD, Anton Dommerholt
„Wat in het exemplarisch leren een belangrijk punt is, is dat het erop gericht is leerlingen de orde die in de schepping gelegd is te leren doorgronden.” Foto RD, Anton Dommerholt

Dr. H. Dijkgraaf heeft goed begrepen dat het bij het bronnengebruik om het eigen recht van de pedagogiek gaat. Natuurlijk kan deze niet losgepeld worden van de theologie. Daarom zal de pedagogiek zich verstaan met theologische uitgangspunten. Dat is wat anders dan dat zij een lineaire vertaalslag zou kunnen maken vanuit die uitgangspunten.Daarom is het van belang dat de juiste bronnen gebruikt worden voor het juiste probleem. Bronnen moeten gewogen worden op hun zeggingskracht. Bavinck was theoloog en Kohnstamm natuurkundige, maar beiden hebben zich zo verdiept in de pedagogiek, dat zij in staat waren magistrale opvoedkundige werken te schrijven. Dat kan van Groen en Aalders niet gezegd worden, al kunnen we ons voor de onderwijsidealen zeker door hen laten inspireren. ”Zich verstaan met” is wezenlijk anders dan een vermeende causaliteit tussen theologie en filosofie enerzijds en pedagogiek anderzijds.

Dijkgraaf kan weten dat het in het nieuwe leren vooral gaat om de autonome betekenisverlening door het kind. En dat is toch iets anders dan het kind centraal stellen, door als leraar gericht te zijn op de ontwikkeling van het kind. Tegen autonome betekenisverlening stellen wij ons teweer, ongeveer op een vergelijkbare manier zoals Bavinck dat in zijn ”Pedagogische Beginselen” doet (par. 42-43).

Leerervaringen
Wij zeggen inderdaad dat in de opvoeding en het onderwijs de belangen van het kind beoogd worden, maar stellen daarbij niet het kind centraal. Wat in het exemplarisch leren een belangrijk punt is, is dat het erop gericht is leerlingen de orde die in de schepping gelegd is te leren doorgronden. De aanwezigheid van deze orde veronderstelt dat de werkelijkheid in zichzelf een zekere objectiviteit heeft omdat ze ten diepste deel uitmaakt van Gods werkelijkheid. De leraar heeft als vakman, inhoudelijk en pedagogisch, de hoge opdracht zijn leerlingen in de kennis van de verschijnselen in te leiden.

Dat de activiteit van de leerling maximaal wordt -zoals in feite iedere pedagoog wenst- zullen we niet tegenspreken. Deze activiteit, die ontstaat door leerervaringen aan de verschijnselen te ontlenen, heeft een zodanige kwaliteit dat de leerling eerbied leert en zich leert verwonderen. Eerst nauwkeurig waarnemen en luisteren, dan vragen stellen en vervolgens voorzichtig conclusies trekken.

Wat we niet willen is de autonomie van het kind zo groot mogelijk maken. Bavinck schreef zijn ”Nieuwe opvoeding” in reactie op optimistische verwachtingen van de wetenschap. Wij lijken ons nu te moeten verweren tegen optimistische verwachtingen over de leraar. De zondigheid van de leerling en de leraar maakt ons bescheiden, maar mag ons er niet van weerhouden zo goed mogelijk te zoeken naar vruchtbaar onderwijs.

Wij hebben er dus geen behoefte aan ons te laten beoordelen op het voor- of tegenstander zijn van het nieuwe of het oude leren. Laten de scribenten ons beoordelen op de eigen weg die wij proberen te gaan.

voetnoot (u17( De auteurs zijn als lector verbonden aan hogeschool Driestar educatief te Gouda.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer