Tijd voor nieuw journalistiek ethos
ChristenUnie-Kamerlid Voordewind pleitte vorige week tijdens een debatavond in Amsterdam voor richtlijnen voor de media bij het omgaan met zaken als suïcide. Volgens mr. drs. Timon Ramaker hebben we eerder een manifest dan een code nodig.
Op initiatief van Tweede Kamerlid Voordewind (CU) hebben ChristenUnie, CDA, PvdA, SGP en Partij voor de Dieren aan de ministers Klink en Plasterk gevraagd om bij de media erop aan te dringen „de bestaande richtlijn over berichtgeving over zelfdoding aan te scherpen.” Bovendien moeten de journalisten erop worden gewezen dat er naast hun recht op vrije pers ook sprake is van een maatschappelijke verantwoordelijkheid van de media, zodat er terughoudender wordt bericht over gezinsdrama’s. Zo simpel is het niet. De meeste journalisten zijn het echt wel met de politici eens.Afgelopen week besteedden verschillende kranten, waaronder deze krant, aandacht aan de vraag of en hoe media moeten berichten over suïcide. Dit onderwerp kwam weer in beeld door de opeenvolgende gezinsdrama’s in het Gelderse Hengelo en in Haarlem. Weer, want het is niet de eerste keer dat er zo’n mediagolfje over dit onderwerp is.
Het is goed om de media te herinneren aan hun verantwoordelijkheid, maar het is jammer als dat in de sfeer van ”de-media-bakken-er-niets-van” gebeurt. Daar worden journalisten een beetje moe van. De afgelopen jaren is er veel kritiek op de media geuit. Vaak terecht, maar wel erg massief. Want wie zijn ”de media”? De meeste kranten zijn zeer terughoudend geweest. Verschillende hoofdredacteuren (onder wie die van het NRC, de Volkskrant en het RD) vertelden hoe de afweging van hun journalistieke verantwoordelijkheid is gegaan en dat is mijns inziens behoorlijk zorgvuldig geweest.
Terughoudend
Over het algemeen is de pers bij suïcide terughoudend, tegelijkertijd vinden zij dat keuzes hieromtrent primair een verantwoordelijkheid van de redacties zelf zijn. De Raad voor de Journalistiek wees in een recent persbericht ook op uitspraken die hij in vergelijkbare zaken heeft gedaan. Voorop staat dat een journalist vrij is in zijn selectie van nieuws. Het publiek moet zich op grond van een nieuwsbericht een waarheidsgetrouw beeld van het desbetreffende nieuwsfeit kunnen vormen. Daarbij dient de journalist wel steeds een afweging te maken tussen het belang dat met de publicatie is gediend en de belangen die door de publicatie zouden kunnen worden geschaad.
In reactie op eerdere kritiek is door de journalistiek de Stichting Mediadebat opgericht en heeft de Ivonne van de Ven Stichting met journalisten en psychologen in 2005 een richtlijn over berichtgeving over suïcide ontwikkeld. Voordewind verwees in zijn brief naar deze laatste richtlijn, maar dat is dus eerder een advies aan de media dan een richtlijn voor de media. Het is een prima document, dat journalisten onder andere wijst op het belang om berichten in een breder kader te zetten, door bijvoorbeeld een gesprek met een deskundige over zelfdoding in het algemeen.
Er wordt dus nagedacht. Sterker: er is een vrij breed gedragen ethiek van terughoudendheid, ook al zullen er best wel verschillende afwegingen gemaakt blijven worden (vergelijk de verschillende benaderingen door de Volkskrant en de NRC). Maar niet iedereen deelt die ethiek of houdt zich eraan (in casu De Telegraaf en het AD). Vandaar de begrijpelijke vraag vanuit de Kamer.
Een meer bindende vorm van zelfregulering lijkt echter in strijd met de persvrijheid. De briefschrijver weet dat ook. „We willen een suïcidecode, maar realiseren ons dat het geen bindende gedragscode kan zijn”, zei hij in een debat. Politiek en media in een spagaat. Maar klopt dit dilemma tussen journalistieke vrijheid en verantwoordelijkheid wel? Volgens mij is dit een schijntegenstelling die we moeten overwinnen. Persvrijheid als grondrecht is wat anders dan persvrijheid als bestaansrecht van de journalistiek. Maar wat is het bestaansrecht van de journalistiek dan wel? Het lijkt alsof de vrijheid ons het zicht daarop ontnomen heeft. Intussen is het een urgente vraag.
Tegel 2007
Misschien helpt een frisse kijk op ethiek. Wat we willen is excellente journalistiek. Misschien moeten we focussen op wat goed is en niet voornamelijk op wat niet mag. Misschien hebben we eerder een manifest dan een code nodig. Iets wat meer biedt dan vage woorden als objectiviteit en onafhankelijkheid. Een schets die motiverend verwoord is en die je als je vak je lief is gewoon wilt omhelzen. Een profiel waar zelfs het AD of De Telegraaf voor wil gaan…
Misschien ontdekken we dat de kerncompetenties van de journalist juist journalistieke deugden zijn: waarheidsgetrouwheid en lef, transparantie en zelfkritiek, zorgvuldigheid en scherpzinnigheid, gevoel voor recht en nuance.
Is dat af te dwingen? Nee. Dat kun je niet opleggen, maar dat vraagt om gevormde en ervaren journalisten die verder kijken dan de waan van de dag. Dat begint op de hogeschool of universiteit, maar gaat door in het redactielokaal. Docenten, collega’s en hoofdredacteuren spelen hier een hoofdrol.
Ik stel voor dat De Tegel 2007 -een net ingestelde prijs voor kwaliteitsjournalistiek- naar een journalist gaat die dat nieuwe ethos body geeft.
voetnoot (u17(De auteur is docent media, recht en ethiek aan de Christelijke Hogeschool Ede.