God wil in Zijn Vaderlijke zorg niet altijd genezen
Volgens ds. C. P. de Boer wekt ds. Jan Zijlstra de indruk dat wonderen op afroep beschikbaar zijn, mits men maar gelooft. Dat is niet het godsbeeld van Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus.
Laat ik vooropstellen dat er tijdens de genezingdiensten van ds. Zijlstra wonderen gebeuren. Echter, door wie worden deze wonderen verricht? Dat iemand tijdens het verrichten van het wonder Jezus’ Naam aanroept, zegt mij nog helemaal niets. De zonen van Sceva, een Joodse overpriester, durfden dit ook te doen (Hand. 19:13-20). Wanneer iemand een wonder verricht, is de reactie van de omstanders op dit genezingswonder bijna altijd dezelfde: het werkt, dus het is echt waar! Wat is dan waar? Wel, in dit geval de boodschap van Zijlstra. De Bijbel legt ook een nauwe relatie tussen het verrichten van wonderen door de prediker en zijn prediking. Dit is tevens een criterium waaraan wij vandaag wonderen verricht door predikers moeten toetsen.Vlak voor Zijn hemelvaart draagt Jezus aan Zijn discipelen de prediking van het Evangelie aan alle volken op (Mark. 16:15-20). Deze opdracht gaat vergezeld met de belofte dat er tekenen zullen volgen (16:17). Markus vermeldt in het laatste vers (16:20) van zijn Evangelie de vervulling van deze belofte. Opnieuw staat dat markante woord ”volgen” centraal, maar dit woord wordt dan ook nader uitgelegd: de tekenen bevestigen het Woord!
Het tweede dat opvalt, is dat de gelovigen niet over de tekenen beschikken, integendeel: „De Heere wrocht mede en Hij bevestigde het Woord door tekenen.”
In de nieuwtestamentische periode nemen de apostelen een bijzondere plaats in de eerste gemeente in. Zij leren met gezag. Door de handen van de apostelen geschiedden wonderen en tekenen (Hand. 4:29-33 en 5:12). Paulus, de ’dertiende apostel’, verricht ook veel tekenen en wonderen en typeert deze als „de tekenen van een apostel” (2 Kor. 12:12). Wanneer Tabitha ernstig ziek wordt, proberen de discipelen in haar omgeving niet eerst zelf een gebedsgenezing te bewerken, maar ze roepen een oudste en ontbieden de apostel Petrus (Hand. 9:36-43). Aan het verrichten van tekenen en wonderen is een apostel herkenbaar (Hebr. 2:3-4).
Overigens laat het Nieuwe Testament ook een andere kant zien. Zo wordt Paulus tijdens zijn Evangelieprediking ziek, maar niet door een gebedsdienst genezen. Timótheüs lijdt aan kwalen en wordt niet door Paulus op het gebed genezen, maar naar de middelen verwezen (1 Tim. 5:23). Paulus moet zijn collega Trofimus ziek in Milete achterlaten (2 Tim. 4:20). Paulus organiseert echter geen gebedsgenezingdienst!
Op afroep
Ook Zijlstra heeft verschillende ernstig zieken onder zijn handen gehad die echter niet genezen werden. Zijlstra zelf maakt hiervan geen gewag. Integendeel, op alle aankondigingen die ik onder ogen heb gehad, wordt de stellige indruk gewekt dat de wonderen op afroep beschikbaar zijn, mits men maar gelooft… Voor wie gelooft, is genezing beschikbaar. Wat als ik niet word genezen, terwijl ik wel biddend naar de dienst van ds. Zijlstra ging? Schiet mijn geloof dan tekort? Heb ik te weinig of verkeerd gebeden?
Ons leven kan een wending nemen waarvoor wij geen verklaring hebben. Hiermee raak ik een wezenlijke notie in de prediking van Zijlstra. „Ziekte komt van de demonen, God wil niet dat Zijn kinderen ziek zijn.” Hoewel Zijlstra geen boodschap heeft aan de troost van Zondag 10, citeer ik hieruit toch een paar woorden: „dat gezondheid en krankheid niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand mij toekomt.”
Hier botsen dus twee godsbeelden. Zijlstra’s god, die niet wil dat zijn kinderen ziek zijn, en mijn God en Vader, Die verschillende van Zijn kinderen ziek laat worden. De troost van dit belijden is dat ik in mijn ziekte me mag wenden tot mijn God en Vader, Die mij genezen kan, maar in Zijn vaderlijke zorg en liefde mij niet altijd genezen wil. Al begrijp ik mijn God en Vader niet, zelfs met de vragen en het verdriet mag ik nog schuilen bij het hart van deze almachtige God en getrouwe Vader.
In het rusten op Gods Vaderhart bevind ik de diepe betekenis van Paulus’ woorden: „U is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden” (Fil. 1:29). Een genadegave om te lijden! Door God verwaardigt om een deel van Jezus’ kruis te dragen. Deze Bijbelse notie staat haaks op ons leefklimaat, waarin het lijden naar verre oorden is verbannen. In onze samenleving staat gezondheid op nummer 1. Maar het is ook een tijd waarin mensen in een huiskamer, op een ziekbed of in een psychiatrische inrichting dagelijks Jezus’ woorden zich biddend toe-eigenen: „Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf. Hij neme zijn kruis op en volge Mij!”
De auteur is christelijk gereformeerd predikant te Werkendam.