Israël: tussen liefde en duisternis
Het conflict tussen Israël en de Palestijnen vraagt om een uitgebalanceerde, voorzichtige politiek die solidariteit met Israël combineert met Palestijnse rechten. Aldus Jan Schinkelshoek zaterdag in Apeldoorn tijdens de Nes Ammimdag 2007, georganiseerd door de stichting Nes Ammim Nederland en de vereniging van Nes Ammimers. Hieronder een deel van zijn referaat.
”Een verhaal van liefde en duisternis” al gelezen? Deze week heb ik die verzengende roman van de Israëlische schrijver Amos Oz -een boek over leven, laten leven en proberen te leven in Israël- opnieuw uitgelezen. Ja, opnieuw. Het was de tweede keer. En die herlezing sterkt mij in de overtuiging dat het een boek is dat iedereen gelezen moet hebben. Het is verplichte kost voor iedereen die zich een oordeel aanmatigt over wat zich in het Midden-Oosten afspeelt. Het is voor iedereen, binnen en buiten de politiek, een aansporing om het conflict in het juiste perspectief te blijven zien. Het is tegengif voor de spandoekentaal waarmee vooral over Israël wordt gesproken. En het laat voor mij persoonlijk heel treffend, aangrijpend zien waarom Israël, ondanks alles, het beloofde land is.Israël, dames en heren, is iets dat me aan het hart gaat. Het staat symbool voor iets wat voor mij het hart van politiek uitmaakt, christendemocratische politiek: Gods bekommernis met de wereld. Toen en nu. In verleden, heden en toekomst. Voor joden en christenen. Voor mensen waar ook ter wereld. Hij heeft zich ontfermd, te beginnen over Israël in oudtestamentische tijden. En dat is de basis van het heil, Gods heil voor een wereld in nood.
Daarom ben ik blij dat ik vandaag op de jaarlijkse Nes Ammim Dag iets mag zeggen over Israël. In een omgeving waarmee ik mij verwant voel, een milieu dat mij dierbaar is.
Dat u mij gevraagd hebt, lag niet voor de hand. Ik ben niet de buitenlandwoordvoerder van het CDA. Mijn parlementaire werkterrein zal in het binnenland komen te liggen, bij het binnenlands bestuur. De kans dat ik in de Tweede Kamer iets over het Midden-Oosten, over Israël zal zeggen is niet erg groot. Maar dat wil niets zeggen over mijn belangstelling, mijn betrokkenheid bij wat zich daar afspeelt.
Israël ligt me na aan het hart. Dat heeft vast en zeker te maken met mijn afkomst. Ik ben, zoals u waarschijnlijk wel weet, opgegroeid in een orthodox-gereformeerd, reformatorisch milieu, een milieu waarin over Israël wordt gesproken als het ”oude bondsvolk”. Onze vaderlandse geschiedenis werd er naar het voorbeeld van het oudtestamentische Israël gemodelleerd. Was Nederland niet ooit het Israël van het Westen, ”Neerlands Israël”?
Kortgeleden attendeerde iemand mij op het programma van de SGP. En het was alsof ik mijn reeds lang geleden overleden vader hoorde spreken: „Gods hand leidt het wereldgebeuren. (…) Israël, als volk van het oude verbond, neemt een bijzondere plaats in: de Joden zijn de ’beminden om der vad’ren wil’, die door de HEERE hun land toebedeeld kregen.”
Nee, dat geeft mijn opvatting niet exact weer. Dat is genuanceerder komen te liggen. Met iets meer oog voor de ruwe kanten van het Israëlische optreden. Met iets meer oog voor de Palestijnse kant van het verhaal. En vooral met iets meer oog voor de menselijke verleiding om zich te vergrijpen aan ”dat wat Godes is”. Er is in de geschiedenis, in de politiek, in de diplomatie al te veel en te vaak voor onheil gezorgd in de naam van God, door mensen -ja mensen…- die precies meenden te weten wat Hij met ons voorhad, hoe Hij het bedoelde.
Die menselijke onhebbelijkheid heeft mij behoedzamer gemaakt om grote woorden te spreken. Maar de bijzondere sympathie voor het oude bondsvolk is gebleven. En geldt gelukkig ook voor mijn partij, het CDA.
Er wordt onder christendemocraten niet gelijkluidend over Israël gedacht. Preciezer: over de Israëlische opstelling in het Midden-Oostenconflict. Daar hoef ik geen geheim van te maken, dat weet iedereen die de krant leest. Maar het officiële standpunt van het CDA is glashelder, een standpunt dat breed gedragen wordt, een standpunt waar ik me thuis bij voel: Joden hebben recht op een eigen staat, een staat met veilige, erkende grenzen.
In de loop der geschiedenis is het Joodse volk al te veel onrecht aangedaan om het een veilig onderkomen te misgunnen, om het niet met woord en daad te steunen. Dat maakt voor mij persoonlijk onderdeel uit van wat theologisch heel dierbaar de „onopgeefbare relatie” met Israël pleegt te worden genoemd.
Dat is de ene kant van het verhaal, er is ook een andere kant. Ook de Palestijnen hebben recht op een onafhankelijke, levensvatbare en democratische staat. Stapje voor stapje zijn we tot het inzicht gekomen dat een duurzame vrede in het Midden-Oosten niet mogelijk is zonder recht te doen aan Palestina. Ik zie in het Palestijnse volk -vergeef me de misschien wat ruwe vergelijking- ook nog iets van de nazaten van „de Filistijn, de Tyriër en de Moren” uit Psalm 87. U kunt het vast nog wel meezingen…
Spanning
Aan de ene kant een onopgeefbare verbondenheid met Israël, aan de andere kant onvervreemdbare rechten voor de Palestijnen - dat levert een spanning op, een spanning die de wereld al meer dan een halve eeuw in haar greep houdt. Een spanning die soms lijkt af te vlakken en dan weer ontembaar hoog oplaait. Een spanning die onoplosbaar lijkt, die soms wanhopig maakt.
Het is die spanning die ik aangrijpend, pijnlijk, trefzeker terugvind in het boek van Amos Oz ”Een verhaal van liefde en duisternis”. Bijna op elke pagina van dat verwarrende, ontroerende, duizelingwekkende verhaal grijpt het je aan - de spanning tussen het fraaie ideaal en de rauwe werkelijkheid.
”Een verhaal van liefde en duisternis” is een mengeling van herinnering, overlevering en verbeelding over Amos Oz’ ouders die vanaf de jaren ’30 het Europa vol antisemitisme ontvluchtten en hun toevlucht zochten in het Beloofde Land. Maar de teleurstelling dringt al spoedig de veilig geachte kelderwoning in de nieuwe staat Israël binnen. Bij het omslaan van de pagina’s voel je het gevoel van ontgoocheling om zich heen grijpen, een ontgoocheling die door het conflict vol haat en nijd met de Palestijnen extra scherpe trekken krijgt.
Een hoogtepunt uit ”Een verhaal van liefde en duisternis” is de herinnering aan de nacht waarin Israël door de Verenigde Naties wordt erkend. De vader gaat bij het jongetje op bed zitten en fluistert hem met ogen vol tranen toe dat hij niet meer zal worden gepest omdat hij Jood is: „Nooit meer. Vanaf vannacht is dat hier afgelopen.”
Ertegenover staat het even emotionele, dramatische dieptepunt als de moeder zelfmoord pleegt. Het nieuwe bestaan heeft niet gebracht wat ze ervan verwachtte. Israël heeft ook z’n schaduwzijden, z’n onhebbelijkheden, z’n lelijke kanten. Er is liefde, er is duisternis. Onafscheidelijk, in elkaars verlengde. Ze horen kennelijk bij elkaar zoals vreugde en verdriet, zwart en wit, leven en dood bij elkaar horen. Zoals hoop pas reliëf krijgt tegen de achtergrond van wanhoop. Zoals verlossing pas kans krijgt bij uitzichtloosheid.
Oplossing
Liefde en duisternis: tussen die twee uitersten, lijkt Amos Oz te willen zeggen, speelt het bestaan van Israël en Israëliërs zich af. Tussen die twee uitersten speelt het conflict in het Midden-Oosten zich af. Tussen die twee uitersten ligt naar mijn vaste overtuiging ook de uiteindelijke oplossing.
Wie zich van de delicate balans tussen liefde en duisternis bewust is, zal zich er wel voor hoeden om de Palestijnse intifada te vergelijken met het Nederlandse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en, nauwelijks verholen, Israël op één lijn te stellen met de Duitse bezetter. Zelfs zul je je wel drie keer bedenken om (zoals sommige met name linkse partijgangers doen) al te gemakkelijk het vingertje tegen Israël op heffen.
Maar evenmin zul je -je bewust van die precaire balans- plomp toejuichen (zoals weer andere collega’s in de Tweede Kamer plegen te doen) dat de Israëliërs keihard, genadeloos en onverzoenlijk terugslaan in bijvoorbeeld Libanon of de Gazastrook. Of recht willen praten wat krom blijft.
Wie Amos Oz’ aangrijpende epos tot zich heeft laten doordringen, krijgt oog voor de verschillende kanten die aan dat conflict zitten. Oog voor de Palestijnse zaak zonder Israël tekort te doen. Oog voor Israël zonder de Palestijnen over het hoofd te zien. Maar -en dat is het bijzondere van dat boek- óók zonder zichzelf buitenspel te zetten, zonder de air van de afstandelijke waarnemer aan te nemen, de betweter aan de zijlijn. Hij voelt zich betrokken waarnemer, waarnemer vanuit verbondenheid. Hij volgt het doen en laten van Israël met meer sympathie dan in Nederland sinds jaar en dag gebruikelijk is.
Ja, ook in Nederland groeit de afstand tot Israël. Dat gaat hard, soms angstwekkend hard. Ooit stond Nederland achter Israël. Die vanzelfsprekende solidariteit is uitgesleten. Er zijn voor die omslag een heleboel verklaringen. Uiteenlopend van de vervaagde herinneringen aan de Holocaust tot en met het soms al te brute Israëlische optreden. Je behoeft niet opeens bang te zijn geworden voor de Arabische macht (olie, kernwapens) om genuanceerder naar het Midden-Oosten te kijken. Soms stellen de Israëliërs wel erg hoge eisen aan het inlevingsvermogen van hun sympathisanten.
Maar wat opvalt, is dat de kritiekloosheid van vroeger omslaat in het tegendeel: Israël kan bij sommigen bijna niets meer goed doen. De oorlog in Zuid-Libanon -sinds kort officieel de Tweede Libanonoorlog geheten- illustreerde vorig jaar hoe groot de gegroeide afstand is. Het ging -let wel- om een actie die niet anders dan een kwestie van zelfverdediging was. Israëlische steden lagen onder permanent raketvuur vanuit Libanon. Waar de regering in Beiroet kennelijk niet in staat was die beschietingen te stoppen, greep Israël gewapenderhand in.
Dat die militaire interventie rechtmatig was, viel niet te betwijfelen. Je behoefde er geen ingewikkelde, twijfelachtige theorieën over de rechtvaardige oorlog bij te halen: het ging om puur overleven. Maar zelfs die noodweer werd Israël bijna ontzegd. Het land heeft het er, zo hoorde je onder de beschietingen door nauwelijks fluisterend beweren, naar gemaakt. Door de Palestijnen zo in het nauw te drijven, hadden de Israëliërs het geweld in feite uitgelokt. Hamas en Hezbollah waren eigenlijk niet minder dan de straf voor de zonde. Het scheelde er nog maar aan dat opgeroepen werd tot een economische boycot van Israël.
Zeker, Israëliërs zijn geen heilige boontjes. Wat de Israëlische luchtmacht aanrichtte in Libanon, was -vriendelijk gezegd- gruwelijk. Moest het complete zuiden worden omgeploegd? Waren zo veel burgerslachtoffers werkelijk onvermijdelijk? Moest het zo nietsontziend als in Kana?
Maar waarom werd de Israëlische reactie met zo veel afgrijzen als „buitenproportioneel” afgedaan? Was dat wel een reëel verwijt? Was het niet veeleer zo dat Hezbollah zich onder de Libanese bevolking verschuilde en ook kinderen als een soort wapenschild gebruikte? Kun je dan nog wel van onevenredigheid spreken?
Leven en dood
Ja, Israël is onderdeel van het probleem. Sinds de Zesdaagse Oorlog (1967) weigert het de bezette gebieden op te geven. En die politiek heeft het conflict verhard. Maar wie opnieuw al te gemakkelijk over Tel Aviv heenvalt, doet er goed aan te bedenken dat concessies Israël zelden goed bekomen zijn. Neem de op zich zo breed toejuichte ontruiming van Gaza. Het gaf Hamas vrij spel om Israël letterlijk te bestoken. Hetzelfde gebeurde na de terugtrekking uit Libanon. Dat is niet bevorderlijk voor wat smachtend de vredeswil wordt genoemd.
Het schijnt in Nederland soms moeilijk te begrijpen te zijn dat het poldermodel in het Midden-Oosten misschien minder goed werkt. Er is -of ’Den Haag’ het leuk vindt of niet- een conflict op leven en dood aan de gang, een conflict tussen liefde en duisternis. Een conflict dat zich niet laat oplossen via naïef optimisme over sociaaleconomische verbeteringen of al te simpele voorstellingen over onderhandelingsprocessen. Een conflict dat te gecompliceerd is om met gemakkelijke, eenzijdige slogans te beoordelen. Een conflict dat vraagt om een even handed aanpak, een evenwichtige benadering. Om een uitgebalanceerde, voorzichtige politiek die solidariteit met Israël combineert met Palestijnse rechten.
Wie oog heeft voor de liefde en de duisternis in het Midden-Oosten, gaat onvermoeibaar op zoek naar een oplossing die aan beide kanten recht doet. Een oplossing die van Israël vraagt af te zien van het ideaal van Groot Israël (”Erez Yirael”), zich terug te trekken uit bezette gebieden en te stoppen met de bouw van nederzettingen - in ruil voor erkende, gegarandeerde grenzen, in ruil voor vrede. Een oplossing die van de Palestijnen vraagt Israël te erkennen als nabuurstaat, af te zien van terrorisme en alle andere vormen van geweld - in ruil voor een eigen, stabiele, levensvatbare, democratische staat.
Ik weet het: zo’n oplossing is ver weg. Maar alle zwarigheden, alle verzet, alle daden van geweld zijn geen reden om het werken aan vrede in het Midden-Oosten op te geven.
Ideaal
Aan de horizon staat iets van een ideaal. Een ideaal dat vóór mij in de Tweede Kamer ooit treffend is verwoord door Willem Aantjes, kort na het uitbreken van wat later de Yom Kippoeroorlog (najaar 1973) is gaan heten. Aantjes, toen nog fractievoorzitter van de ARP, greep bij die gelegenheid -ik zat als jong verslaggever voor het Reformatorisch Dagblad op de parlementaire perstribune- terug op de droom van Psalm 85, als grondslag voor vrede in het Midden-Oosten: „Goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten, gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen. De waarheid zal uit de aarde spruiten, en gerechtigheid zal van de hemel nederzien.”
Dat heeft grote indruk op me gemaakt. Bij 35 jaar later weet ik het me nog haarscherp te herinneren. Waarom? Omdat het richting geeft aan politiek, omdat het inspireert, omdat het blijft aanzetten tot actie, tot handelen. Wie die droom droomt, weet waar hij heen moet en weet dat er een bovenmenselijke inspanning vereist is om er te komen. Soms, meer dan eens, lijkt het aan de andere kant van het menselijk kunnen, het politiek willen en het diplomatiek durven te liggen. Maar onmogelijk, nee onmogelijk is het niet.
Heel lang is dat ook gedacht van Noord-Ierland, evenzeer verscheurd door religieuze tegenstellingen. Maar na veel bloed, zweet en tranen -veel, langdurig en moeizaam praten- lijkt eindelijk een min of meer normale, vreedzame en democratische oplossing binnen handbereik.
Zeker, de toestand in het Midden-Oosten is oneindig veel gecompliceerder. Maar van die lange weg naar vrede in Noord-Ierland kunnen we wel iets leren. En dat is dat er veel, erg veel moet worden geïnvesteerd in gesprekken, in contacten, in dialoog. Er zal een proces op gang moeten komen waarbij mensen aan weerskanten van de streep -wat zeg ik, de kloof- elkaar als medemensen gaan zien. In combinatie met economische wederopbouw en sociale bijstand zullen mensen uitzicht moeten krijgen - uitzicht op een beter, fatsoenlijker en rechtvaardiger bestaan.
Het vredesproces in het Midden-Oosten zal gepaard gaan met kleine stapjes. Het zal een proces zijn van kleine doorbraken en onverhoedse terugslagen. Maar het uiteindelijke welslagen zal niet uitsluitend van regeringen, ministers en diplomaten afhangen. Nee, minstens zo belangrijk is of er een gesprek, een contact, een dialoog op gang komt. Of Israëliërs en Palestijnen elkaar weten te vinden, of joden, christenen en moslims erin slagen elkaar te ontmoeten.
Teken
Op dat snijvlak -veel te vaak onderschat- ligt naar mijn stellige overtuiging de grote betekenis van Nes Ammim. Bijna vijftig jaar na zijn oprichting zet het zich nog steeds, onvermoeibaar, concreet, tastbaar, praktisch in voor die dialoog. Het is nog steeds een „teken voor de volken” (Jes. 11:10), een teken van solidariteit, een signaal van de wil om elkaar te ontmoeten, om met elkaar in gesprek te komen over grenzen, over scheidslijnen, over kloven heen.
In de loop der tijd zijn accenten verschoven. Maar Nes Ammim is ’in rapport met de tijd’ gebleven. De eerste jaren lag sterk de nadruk op de contacten tussen joden en christenen, een geschiedenis vol zwarte bladzijden. Er is bewonderenswaardig veel energie in gestopt door hele generaties Nederlandse en Duitse christenen om een nieuw hoofdstuk te schrijven. Sinds een paar jaar wordt, in overeenstemming met de nood van de tijd, veel geïnvesteerd in een dialoog tussen christendom, jodendom en islam - een minstens zo beladen geschiedenis, die misschien om nog veel meer inzet, volharding, vertrouwen en gebed vraagt.
We hebben vandaag Nes Ammim nodig. Nu nog net zo hard als toen. Toen waren er bruggen te bouwen, nu zijn er bruggen te bouwen. Toen was het niet gemakkelijk, nu is het niet gemakkelijk. Toen is het gelukt, nu zal het lukken.
Dat we vandaag Nes Ammim Dag vieren in het kerkelijk centrum De Drie Ranken in Apeldoorn, klinkt als een belofte. Een belofte die me doet denken aan het Bijbelse verhaal (Gen. 40) over de gevangengezette schenker aan het hof van de farao. Hij droomde van een wijnstok met drie ranken, zo vertelde hij aan Jozef: „Hij (de wijnstok) was als bottende, zijn bloeisel ging op, zijn trossen brachten rijpe vruchten voort.” Of, in de woorden van de onvolprezen Nieuwe Bijbelvertaling: „Die wijnstok was nog niet uitgelopen of hij stond al in bloei en in een oogwenk hingen er trossen rijpe druiven aan.”
Die wijnstok met de drie ranken bleek uiteindelijk het symbool van de bevrijding, verlossing, de uitredding van de schenker. Kan het mooier worden gezegd? Is de hoop treffender verbeeld? Kan het hoopvoller?
Nee, laten we het niet mooier maken dan het is. Na Amos Oz’ ”Een verhaal van licht en duisternis” ben je niet zo optimistisch. Dat is onrustbarend voor wie zwart-wit denkt, wie nog steeds met slogans het probleem te lijf gaat, wie op gemakkelijke oplossingen hoopt. Maar het is een aanrader voor wie wil begrijpen hoe diep het zit, wie zich niet gemakkelijk uit het veld laat slaan, wie bereid is er ook persoonlijk in te investeren en wie bereid is een lange weg te gaan.
Ook daarom wens ik Nes Ammim veel succes toe. En vooral veel zegen.
De auteur is Tweede Kamerlid voor het CDA.