Opnieuw de wijk in? Dat schiet niet op
Heel druk is het momenteel niet in de Tweede Kamer. Een overlegje hier, een debatje daar - de Kamerleden bezwijken bepaald niet onder de werklast. De reden van deze betrekkelijke rust: het kabinet is honderd dagen lang in gesprek met de samenleving.

Dat is een nieuwigheidje van Balkenende IV, zij het niet door dit kabinet uitgevonden. Het was voormalig PvdA-leider Melkert die het tijdens de verkiezingscampagne van 2002 verzon. Het kabinet waarvan hij wellicht premier zou worden, zou volgens Melkert moeten starten met een trektocht van honderd dagen door het land. Zo moest het komen tot een ”contract met de samenleving”. Het beleid dat daarna geformuleerd werd, zou dan een optimaal draagvlak hebben in de maatschappij.Melkert is nooit premier geworden, maar zijn opvolger, Bos, nam het idee over in zijn boek ”Wat Wouter wil”, waarna de nieuwe coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie het enthousiast in praktijk bracht. De ministers van Balkenende IV gaan de straat op, overnachten in wijken, debatteren met ziekenhuisdirecteuren en nemen in eigen persoon kennis van de problemen in de jeugdzorg.
Dat de VVD niet blij is met wat zij ziet als de herintroductie van het polderen, valt te begrijpen. „Het parlement staat honderd dagen buitenspel”, klaagde de liberale voorman Rutte toen hij dinsdag in de Tweede Kamer een brief van het kabinet eiste over de gang van zaken. Over de brief wil hij volgende week zelfs met de regering debatteren.
Dat ook de linkse fracties (GroenLinks, D66) beginnen te morrren, lijkt in eerste instantie vreemd. Zij zouden dolgelukkig moeten zijn met de ideologische trendbreuk die blijkt uit het honderddagenconcept. Was het verwijt aan Balkenende I, II en III niet dat deze kabinetten doof voor elk maatschappelijk protest hun ingrijpende hervormingen uitvoerden? Nu gáát de regering eindelijk luisteren naar de samenleving, is het weer niet goed.
En bovendien: kan de politiek nu niet eens wat geduld betrachten? Van de honderd dagen is nog slechts een derde deel om. Even dimmen, mevrouw Halsema.
Toch hebben de oppositiepartijen wel een beetje gelijk met hun kritiek op de nieuwe werkwijze. Hoezo, praten met de samenleving? Tot op zekere hoogte ís de Tweede Kamer de samenleving. We leven nu eenmaal in een representatieve democratie. Dat betekent dat het volk zijn belangen laat behartigen door volksvertegenwoordigers. Het kabinet moet in de eerste plaats draagvlak zoeken in het parlement, niet op straat.
In de tweede plaats is het moment waarop contact wordt gezocht met maatschappelijke instanties merkwaardig. Het aangewezen moment om de burger te raadplegen is de tijd vóór de Kamerverkiezingen. Als de politieke partijen hun verkiezingsprogramma’s opstellen, dienen ze dat niet in stille studeerkamers te doen maar in continu contact met mensen en maatschappelijke verbanden. Dat is bij uitstek de periode waarin elke partij het land in moet om de problemen te signaleren die de komende vier jaar om een oplossing vragen.
De werkwijze die het kabinet nu kiest, kent een dubbelloop. Politici komen net van de straat... en gaan meteen weer de straat op. Dat schiet niet erg op.
Dit laatste houdt verband met het derde bezwaar. Draagvlak zoeken bij de burger mag dan wellicht tot grondig doordacht beleid leiden, de vaart in het bestuurlijke proces raakt er wel uit. Op 29 juni 2006 viel het kabinet Balkenende II. Sindsdien is er natuurlijk wel geregeerd, maar nauwelijks nieuw beleid gemaakt. Nu Balkenende IV geen vliegende start maakt maar eerst gaat praten, analyseren en een beleidsprogramma opstellen, duurt het waarschijnlijk tot Prinsjesdag voor werkelijk de hand aan de ploeg wordt geslagen. Dat is wel erg laat.
Eén troost heeft de Tweede Kamer, de oppositie incluis: het is altijd het parlement dat in onze democratie het laatste woord heeft. Het mag dan lang duren door allerlei tussentijds gepolder, wetten worden alleen van kracht als een kabinet die door de Tweede en Eerste Kamer weet te loodsen. Het parlement lacht altijd het laatst en het best.