Japans fonds voor troostmeisjes wordt opgeheven
TOKYO (AP) – Een Japans fonds voor hulp aan vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in legerbordelen te werk werden gesteld, wordt zaterdag opgeheven. Het heeft weinig bereikt, geeft directeur Haruki Wada toe. ‘Maar het was het beste wat we toen konden doen.’
De Japanse regering richtte het fonds in 1995 op, nadat zij had moeten toegeven dat de bordelen waar honderdduizenden vrouwen uit Korea, de Filipijnen, China en Nederlands-Indië als prostituee te werk werden gesteld, door het Japanse leger werden gerund. Naar aanleiding van die onthulling, gedaan door een historicus, kwam de regering met een officieel excuus en werd het Fonds voor Aziatische Vrouwen opgericht. De regering waakte er echter voor verantwoordelijkheid te nemen door zelf geld in het fonds te storten, maar vroeg bijdragen van het bedrijfsleven en particulieren.Het fonds heeft 285 vrouwen in de Filipijnen, Zuid-Korea en Taiwan 2 miljoen yen (14.300 euro) per persoon uitgekeerd als smartengeld, ongeveer tachtig Nederlandse vrouwen medische bijstand verleend en verpleeghuizen voor voormalige seksslavinnen opgezet in Indonesië. Met de voltooiing van dat laatste project komt een eind aan de financiële regeling. Het resultaat is zo mager omdat veel van de voormalige ’troostmeisjes’, zoals de slachtoffers van de seksslavernij eufemistisch werden genoemd, weigerden gebruik te maken van het fonds, aangezien het geld niet van de regering kwam en niet vergezeld ging van een volmondige erkenning en excuus. ‘Ten aanzien van Japans verzoening met de Aziatische buren was onze inspanning onvoldoende’, zegt directeur Wada.
De sfeer is er intussen niet beter op geworden. De Japanse premier Shinzo Abe reet de oude wonden onlangs weer open door op te merken dat er geen bewijzen zijn dat de troostmeisjes tot het werk in de frontbordelen werden gedwongen. Maandag probeerde hij dat goed te maken door zich te verontschuldigen voor het leed dat de troostmeisjes destijds is overkomen. Maar ondanks internationale druk vermeed hij zorgvuldig het woord dwang te gebruiken.
Minister van buitenlandse zaken Taro Aso brengt dit weekeinde een bezoek aan Zuid-Korea en zal daar naar verwachting bevestigen dat zijn regering nog onverkort achter de verontschuldiging staat die de regering in 1993 heeft uitgesproken.
Volgens Wada moet die verklaring een uitgangspunt zijn waar de regering nooit afstand van neemt. Maar politici uit de rechtervleugel van de regeringspartij, de machtsbasis van premier Abe, proberen juist wel aan die verklaring te tornen. Zij beweren dat de troostmeisjes professionele prostituees waren die voor hun diensten betaald werden. Ook blijven zij volhouden dat de militaire autoriteiten niet rechtstreeks betrokken waren bij het opzetten en runnen van de frontbordelen.