De jacht op communisten is open
De 33 jaar oude Communistische Partij op de Filipijnen overleefde vijf Filipijnse regeringen, inclusief de dictatuur van Ferdinand Marcos. De kans is echter klein dat de Filipijnse CPP en haar militaire tak, de New People’s Army (NPA), overeind kunnen blijven nu ze van de Verenigde Staten het brandmerk „terroristische groepering” hebben gekregen.
De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, verzocht onlangs de Nederlandse regering de rekeningen te blokkeren van Jose Maria Sison, de marxistische stichter van de partij. De man woont al sinds de jaren tachtig als erkend politiek vluchteling in Utrecht. De CPP-NPA kwam op de Amerikaanse zwarte lijst terecht na „een grondig onderzoek van de gewelddadige activiteiten van de groep.”
De Filipijnse president, Arroyo, is blij met de beslissing, want de CPP is de oudste luis in de pels van de Filipijnse regering. De marxistische opstandelingen waren in de jaren ’90 zo goed als onzichtbaar, maar nu zijn ze terug van weggeweest. De NPA was rond 1995 gereduceerd tot 2000 strijders in 445 dorpen, aldus cijfers van de Nationale Veiligheidsraad, maar was in 2000 aangegroeid tot een leger opstandelingen van 12.000 gewapende strijders in 1671 ”barangay”. Dat succes is volgens waarnemers het gevolg van de armoede en de ongelijke verdeling van landbouwgrond op het Filipijnse platteland.
Vorig jaar vermoordden communistische eskaders twee Filipijnse parlementsleden. Sindsdien zijn er geen gesprekken meer met Manilla. Sison weigert rond de tafel te gaan zitten zolang Gloria Arroyo president is.
De vraag of de CPP-NPA het etiket terroristen verdient, is open voor debat. „Het zijn rebellen, geen terroristen”, zegt senator Rodolfo Biazon, een voormalige legerchef die ooit nog aan de zijde van de communisten vocht. Er is ook discussie over de wettelijkheid van de maatregel, want de Filipijnse antiterrorismewet -een initiatief van Imme Marcos, dochter van de oud-president- is nog steeds niet goedgekeurd door het Congres.
De grootste vraag is echter of de onderdrukking van de aanhang van CPP-NPA met militaire hand mogelijk is. De CPP-NPA tot terroristische groepering uitroepen is één ding, ze bestrijden is een andere zaak. De Verenigde Staten kunnen niet dezelfde tactiek toepassen als ze hanteerden tegen de moslimrebellen van Abu Sayyaf. Die zaten namelijk geconcentreerd in een uithoek van de Filipijnen in Basilan. De militaire operatie tegen Abu Sayyaf kreeg overigens veel ruchtbaarheid in de media, maar de Nationale Veiligheidsraad en het leger beschouwen de CPP-NPA als de belangrijkste bedreiging voor de stabiliteit in het land.
De communistische rebellen zijn in het hele land aanwezig. „De Amerikanen kunnen in de rest van het land niet zomaar overdoen wat ze in Basilan deden”, zegt Biazon. „Bovendien hadden de VS het al moeilijk om hun aanwezigheid in het zuiden te legitimeren.”
Ronald Llamas van de linkse partij Akbayan wijst erop dat het brandmerken van de CPP-NPA met het label terrorisme ook de Amerikaanse belangen dient. De Amerikaanse hulp in de strijd tegen de communistische opstandelingen geeft de VS voldoende excuses om in het land te blijven, meent Llamas. „Ze hebben de Filipijnen nodig als een speerpunt, een tweede front in de strijd tegen het terrorisme.” Dat de VS aandringen op een akkoord over wederzijdse logistieke bijstand bevestigt die hypothese. Zo’n akkoord zou de Amerikaanse militaire aanwezigheid op de Filipijnen consolideren. „De VS hebben twee soorten vijanden nodig om hun militaire macht (in Azië) te ontplooien”, meent Llamas. „Snelle overwinningen zoals die in Afghanistan en Abu Sayyaf, maar ook conflicten op een grotere schaal: Irak, Iran en Noord-Korea. De CPP valt onder die categorie.”
Sommige waarnemers denken dat Arroyo niet enkel de CPP wil aanpakken, maar ook Bayan Muna, een legale linkse partij. „Ze ziet ons als een bedreiging bij de presidentiële verkiezingen van 2004”, zegt Satur Ocampo, een voormalige communistische rebellenleider die in het parlement zitting heeft voor Bayan Muna. Ocampo gelooft dat de haviken in de regering verantwoordelijk zijn voor Arroyo’s ruk naar rechts. „Als de militaristen winnen, kan het een bloedige strijd worden tegen het NPA.” Ook Llamas ziet een electorale motivatie achter de beslissing om achter de communisten aan te gaan. „Arroyo beschouwt anticommunistische en pro-Amerikaanse groepen als de sociale basis voor haar herverkiezing in 2004.”