Pas op met conclusies over e-mailadres
Stellen dat het hebben van een open internetverbinding direct zou zijn af te leiden uit het e-mailadres dat wordt gebruikt, is lang niet in alle situaties de waarheid, aldus Th. Steenbergen.
Naar mijn inschatting kunnen veel RD-lezers zich vinden in de bijdragen van prof. dr. Op ’t Hof in de rubriek Goed Bekeken. Meestal zijn ze relevant, nuchter, verantwoord, opbouwend en vooral ook goed onderbouwd. Toch gaat het in korte tijd voor de tweede keer op een onderdeel van het betoog mis, namelijk bij de conclusie. De eerste keer, enkele maanden geleden, betrof het de conclusie dat uit het enkele bestaan van de Partij voor de Dieren de mate van decadentie van de Nederlandse samenleving zou zijn af te leiden. Dat resulteerde in een stevige reactie vanuit die partij zelf. Een tegengeluid dat minstens even goed beargumenteerd was en daarom ook op meerdere punten heel degelijk hout sneed. Prof. Op ’t Hof had het die keer misschien toch nog niet zo goed bekeken als de naam van de rubriek zou doen vermoeden. Zijn verhaal onderging een heel aardige nuancering.Ditmaal (vrijdag) betreft het de conclusie van de scribent dat het hebben van een open internetverbinding direct zou zijn af te leiden uit het e-mailadres dat wordt gebruikt. Dat kán inderdaad het geval zijn, maar het is lang niet in alle situaties de waarheid. Daarom is deze ongenuanceerde conclusie een feitelijke onjuistheid.
Om te beginnen: om tot goede conclusies te komen, dienen vooraf de gebruikte termen nader gedefinieerd te worden, bijvoorbeeld wat we onder ”open internetverbinding” en onder een ”werelds e-mailadres” moeten verstaan. Als RD-lezers voelen we waarschijnlijk wel aan wat er ongeveer mee bedoeld wordt, maar beschreven helderheid is altijd beter. Immers, strikt genomen heeft vrijwel niemand een open internetverbinding omdat op veruit de meeste pc’s een beperkte mate van filtering standaard aanwezig is. En met betrekking tot het wereldse e-mailadres geldt de vraag of toch misschien niet álle e-mailadressen ”werelds” zijn.
Contract
Maar dan naar enkele concrete situaties ter falsificatie van de conclusie van het betoog.
Veel mensen hebben én gebruiken primair een e-mailadres dat gekoppeld is aan een eigen website, aan een bedrijf waarvoor men werkt of aan een onderwijsinstelling waar men studeert (of doceert). In zulke gevallen zegt het e-mailadres helemaal niets over het soort internetverbinding dat men thuis heeft.
Sinds enige tijd is het mogelijk om een internetfilter te gebruiken terwijl men toch bij de seculiere provider een abonnement heeft. Dat kan bijvoorbeeld op afstand ingesteld worden bij de desbetreffende filteraar, bijvoorbeeld Filternet, maar ook kan een filterbox, bijvoorbeeld van Kliksafe, fysiek thuis worden geplaatst. Ook hier geldt: geen verband tussen het e-mailadres en open internet.
Ten slotte is er de mogelijkheid dat iemand (nog) open internet heeft omdat er op het moment van het aangaan van een meerjarig contract het gewenste abonnement bij de eigen provider nog niet beschikbaar was. Het hebben van een ’open’ internet zegt dan nog niets over de gezindheid van de abonnementhouder.
Voorzichtig
In dezelfde krant staat een interview met oud-minister Veerman. Daarin worden enkele -ook voor dit onderwerp relevante en leerzame- passages uit zijn mond opgetekend. Zoals: „Ik ben ervan overtuigd dat je in het leven des geloofs maar een beetje voorzichtig moet zijn. Voor je het weet, beschadig je anderen met al je zekerheden”; of: „weet het maar niet te zeker voor anderen.”
Het blijkt maar weer eens dat mensen aanzien wat voor ogen is. De HEERE ziet echter het hart aan. Maar dan wel het hart van álle mensen, zónder of mét een ’werelds’ e-mailadres. Daarom is de vraag naar iedereen uiteindelijk dezelfde: Zal het goed zijn als Hij u zal onderzoeken?
De auteur studeert theologie.