Door en door schoon
Het wasmiddelenschap in de supermarkt is anno 2007 een bonte verzameling flessen en pakken vol frisruikende poeder en vloeistof. Voor miljoenen aan geurige goedjes verdwijnt er jaarlijks in duizenden wasmachines. Elk wissewasje vraagt een ander soort. Wat mooi is, moet mooi blijven. Hoe honderd jaar wasmiddel de huisvrouw leerde sorteren.
Waspoeder bestaat dit jaar een eeuw. In de beginjaren van de vorige eeuw introduceerde de Duitse chemicus Fritz Henkel het eerste pakje Persilpoeder, ”Het eenige zelfwerkende waschmiddel”. Anno 2007 verdrinkt de consument in de verschillende soorten. Vooral in het weekend, want maandag wasdag is allang verleden tijd, blijkt uit een onderzoek van Persil. Gemiddeld draait een huishouden vijf wassen per week. Dat is 17 kilo wasmiddel per persoon per jaar, goed voor zo’n 300 miljoen euro. De Hollandse properheid is in het wasgedrag nog springlevend en legt de wasmiddelenbranche bepaald geen windeieren.„De Nederlandse consument wast veel, sorteert heel erg graag en gebruikt daarvoor veel verschillende producten”, aldus Jan van Lokven van Henkel Nederland. Maar hoe komt dat? Speelt de branche in op de vraag naar meer wasmiddelsoorten, of zorgt het diverse aanbod juist voor een grotere sorteerdrang?
De waarheid zal ergens in het midden liggen. Enerzijds is tijd schaars, en zou de gemiddelde Nederlander dus minder uren aan zijn was te besteden hebben dan vroeger. Maar de wasberg wordt daarentegen groter en de Nederlander sorteert zich suf.
Lekker geurtje
Nederlanders wassen meer dan Duitsers, die hun wasmanden drie keer per week legen en anders dan Amerikanen, die vaker van kleding wisselen en doorgaans wasjes draaien van een halfuur. Nederlanders wassen zelfs het meest van alle Europeanen, zegt wasmiddelenproductent Unilever in een eigen onderzoek. „In tegenstelling tot andere Europeanen wast de Nederlander kleding niet alleen omdat het vuil is, maar juist ook om kleding lekker fris te laten ruiken”, aldus Els de Bruin van Unilever.
Stéphane De Schryver van Henkel Benelux bevestigt dat. „Nederlanders hebben veel zorg voor hun kleding”, meent hij. „Ze willen dat hun kleding zorgvuldig gewassen wordt, met behoud van kwaliteit.” Zorg voor kleding straalt in Nederland tegelijkertijd zorg voor het gezin uit, vult Van Lokven aan. De vuile was hangen we nog steeds niet graag buiten. En ja, Nederlanders houden van fris. Daar speelt de branche op in. „Een typisch op het Nederlandse publiek toegesneden product is een wasmiddel dat huidvriendelijk is, maar toch een lekker geurtje heeft. Eén op de drie Nederlanders heeft namelijk een gevoelige huid.”
Vroeger was het zo simpel met de witte en de bonte was. Bont was alles met een kleurtje, ongeacht welk. Om verschillende textielsoorten maakte niemand zich druk. Vervlogen tijden. Neem bijvoorbeeld Robijn, een merk van Unilever. Naast de gewone Robijn Color bracht Unilever Robijn Fleur en Fijn op de markt, én een middel voor de wolwas: Wol en Fijn. Het merk introduceerde vervolgens een wasmiddel voor zwarte kleding: Black Velvet. Inmiddels zijn daar Robijn White Satin -voor de fijne witte was-, Robijn Stralend Wit en Robijn Summer Pink bijgekomen, „speciaal voor zomerse kleuren.” Een behoorlijke lijst. De wascapsules, de verschillende soorten wasverzachter, de strijkvloeistoffen en de droogtrommeldoekjes niet eens meegerekend.
Portemonnee
De enorme diversiteit van Robijnproducten staat model voor de hele branche. De grote producenten Procter & Gamble, Unilever en Henkel bieden elk niet alleen verschillende merken in verschillende prijsklassen aan; die merken zelf zijn ook weer onderverdeeld in een groot aantal soorten. En dan zijn er nog de huismerken, die eveneens flink aan de weg timmeren met wasmiddelen voor fijne, gekleurde, zwarte en witte was. De consument mag kiezen. De Schryver erkent de enorme toename van productsoorten. „Er is meer gekleurd wasgoed, er komen meer soorten textiel ook. Het is belangrijker welk soort wasmiddel je gebruikt.”
Dat mag waar zijn, maar of voor een grote variëteit aan stoffen en kleuren evenzoveel soorten wasmiddel nodig zijn, is maar de vraag. Is het milieu wel zo blij met al die verschillende vloeistoffen? Volgens Milieu Centraal is een eenvoudig compactcolorwasmiddel voor de meeste was de beste keus: weinig sulfaat, minder verpakkingsmateriaal, geen bleekmiddel of optische witmakers en een goed wasresultaat. Vloeibare wasmiddelen zijn milieubelastender omdat ze veel wasactieve stoffen bezitten, meent de organisatie. Ook niet onbelangrijk: aan al die hippe, aanlokkelijke wasmiddelen hangen fikse prijskaartjes. Terwijl om de bonte was schoon te krijgen een goedkoop huismerk prima volstaat, bleek verschillende keren uit tests van de Consumentenbond.
Meer aandacht voor schone kleding is functioneel. De banen van tegenwoordig vragen in de meeste gevallen om een representatiever voorkomen dan vroeger. Veel Nederlanders staan niet meer met hun benen in de klei, maar zitten achter een bureau. Dan is het handig wanneer kleding er netjes blijft uitzien, ook na ettelijke wasbeurten. Of dat met Ariël Color, Persil Touch of Silan en Robijn Summer Pink moet, of dat een eenvoudig rechttoe rechtaan huismerk ook prima voldoet, is aan de consument en zijn portemonnee. Die consument mag dan wel beseffen dat meer niet altijd beter is.
Waspoederhistorie
Uitvinder van het eerste waspoeder is de Duitser Fritz Henkel. In de beginjaren van de vorige eeuw vergemakkelijkt hij het dagelijks leven van de huisvrouw aanzienlijk met het linnenwaspoeder Persil.
In 1876 richt de chemicus samen met twee partners in Aken Henkel & Cie op. Hun eerste product is een ”universeel wasmiddel” op basis van silicaat. In 1878 brengen ze ”Henkel’s Bleich-Soda” op de markt, een combinatie van waterglas en soda. In dat jaar verplaatsen zij hun bedrijf naar Dusseldorf. Een jaar later neemt Henkel alleen de leiding van de firma over. Op 6 juni 1907 brengt hij het eerste linnenwaspoeder op de markt dat zelfwerkzaam is: Persil. De naam is gebaseerd op de werkzame stoffen in het middel: perboraat en silicaat. Het wasgoed hoeft vanaf dat moment niet meer te worden geschrobd of gebleekt, want „met Persil verkrijgt men zonder bleeken, zonder wrijven, een helder witte wasch.”
In 1908 exporteert Henkel zijn producten naar omliggende landen en introduceert de onderneming Persil ook in Nederland. In Amsterdam opent de firma in 1934 een Persil Wasschool, waar huisvrouwen kennis kunnen maken met het nieuwe wassen. In 1952 komt daar de Rijdende Persilschool bij.
Ondanks de komst van Persil doen veel vrouwen hun was tot ver na de Tweede Wereldoorlog nog op de ouderwetse manier. De eerste elektrische wasmachines verschijnen in de jaren twintig op de Nederlandse markt, maar pas na de oorlog bereikbaar voor het grote publiek. Dan wint het wasmiddel aan populariteit.
Op 3 april 1952 lanceert een voorloper van fabrikant van consumentenartikelen Unilever het merk Omo in Nederland, een wasmiddel speciaal voor de machinewas. Nog geen twee jaar later volgt Sunil. In 1957 introduceert het Amerikaanse Procter & Gamble waspoeder van Dreft, gevolgd door Dash en Ariël in respectievelijk 1967 en 1968.
De fabrikanten hebben inmiddels de smaak van vernieuwingen te pakken. Ze voegen optische witmiddelen toe, ontwikkelen synthetische en vloeibare middelen en geven hun poeders frisse parfums. In de jaren ’80 volgen er fosfaatvrije varianten, om het milieu te ontlasten. Van de visserijsector mag er overigens wel weer een schep fosfaat door het poeder. Het water van de Waddenzee is met fosfaatvrije wasmiddelen weliswaar schoner geworden, maar met het leven onder het wateroppervlak is het wat sombertjes gesteld, aldus de visserijsector: garnalen zouden kleiner blijven en kleine vissoorten verdwijnen. „Fosfaat is voor de vis als mest voor de plant”, zei Ben Daalder, voorzitter van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, deze week in BN/De Stem. Bovendien zouden fosfaatvrije wasmiddelen volgens de vissers veel schadelijker zijn voor het milieu dan de oude poeders.
„Nu nóg witter!”
Wasmiddelreclames deden door de jaren heen nogal wat stof opwaaien. Meestal was dat omdat de consument zich mateloos ergerde. Maar, het is bekend, irritante reclames blijven wel hangen.
Iedereen kent ze, slogans van wasmiddelreclames vol superlatieven. Het nieuwe poeder wast altijd witter en „significant” schoner dan het vorige - dat waste dus toch niet schoon? Best overdreven, maar effectief en jaren houdbaar. Die van Witte Reus: „Wast een berg, kost een beetje.” Omo: „Wast door en door schoon… Niet duur! Robijn -met beertje-: „Want wat mooi is, moet mooi blijven.”
Nostalgische herinneringen hebben velen aan 45-toerenplaatjes met daarop de avonturen van de dames Loekie, Riekie en Wiekie met hun pakje Biotex. En het wasmiddel Pré werd vanaf de jaren ’50 gepromoot met door Annie M.G. Schmidt geschreven en door Fiep Westendorp geïllustreerde verhaaltjes over Prélientje.
Veel wasmiddelreclames benaderden vlekken over het algemeen negatief. Nu lijkt de branche meer op de emotionele toer. Bij Omo is vuil inmiddels goed en niet iets om bang voor te zijn: het wasmiddel verschaft juist de vrijheid om vlekken te maken. Het merk richtte samen met overkoepelende sportorganisatie NOC*NSF de Omo Buitenspeelbond op, om kinderen te stimuleren meer buiten te spelen. Goed voor lijf en leden én voor de zakken van Omo. Robijn doet tegenwoordig de was bij bekende Nederlanders. De kijker mag zomaar bij een Belangrijke Bekende Nederlander in de wasmand snuffelen. En onbewust associeert hij die intieme benadering met het wasmiddel zelf: Robijn, zo persóónlijk…