Gezin of kampement
De jeugdzorg staat sterk in de belangstelling. In deze aflevering twee artikelen waarin de zorg voor moeilijke jongeren centraal staat.
In SoziO, vakblad voor sociale en pedagogische beroepen, (februari 2007) gaat prof. K. Rink van de Rijksuniversiteit Groningen in op de vraag wat beter is voor jongeren die wetsovertredend gedrag vertonen: gedwongen opvoedingondersteuning binnen het gezin óf in een gesloten inrichting. Wanneer het in een gezin niet goed gaat en er probleemgedrag bij jongeren voorkomt, kunnen de adviezen van pedagogen in twee groepen worden opgesplitst. Er zijn er die geloven in gezinsondersteuning. Gezinshulpverleners die zich open en flexibel opstellen kunnen nieuwe inzichten bij de betrokkenen bevorderen of met drang en dwang de opvoedingstaken van de ouders laten aansluiten bij de ontwikkeling waar hun kinderen op dat moment voor staan.Aan de andere kant staan degenen die voor probleemjongeren een strak geregisseerd programma in tehuizen, c.q. kampementen aanbevelen. Een groepsgerichte aanpak waarbij het aanleren van beheersingspatronen alle aandacht krijgt of een streng systeem waarbij jongeren technieken en vaardigheden leren om onaangepast gedrag te verminderen, zouden hier een oplossing bieden.
Is opvoedingsondersteuning binnen het gezin de aangewezen weg óf het kampement? Professor Rink gaat na wat de -vooralsnog schaarse-resultaten van wetenschappelijk onderzoek over de resultaten van beide middelen te zeggen hebben.
Het blijkt moeilijk eenduidig over de resultaten van gezinsondersteuning te spreken. Veel ouders uit gezinnen met kinderen die zware gedragsproblemen vertonen, blijken wel die hulp te aanvaarden, maar wellicht uit vrees dat anders hun kind uit huis zou worden geplaatst. Ze blijken echter niet bekwaam om de geboden hulp in blijvend zelfstandig pedagogisch handelen om te zetten. Persoonlijke genegenheid van de opvoeder voor zijn kinderen leidt nog niet tot een goede opvoeding waardoor een kind leert met sociale grenzen om te gaan.
In veel gevallen, zo blijkt uit onderzoek, gaat het goed zolang de hulpverlener acht tot tien uur per week over de vloer komt. Maar dit resultaat verdwijnt als de ondersteuning ophoudt en de ouders zelf weer structuur moeten aanbrengen.
Biedt het kampement dan voordelen boven de opvoedingsondersteuning aan structuurzwakke gezinnen? In een kampement kan aan ontspoorde jongeren aanvullende opvoedingservaring worden geboden, daar waar de ouders niet in staat zijn deze zelf te bieden.
Uit onderzoek in justitiële inrichtingen blijkt dat een beloningssysteem korte tijd tijdens en na het verblijf in de inrichting enig succes bewerkstelligt. Dat succes neemt daarna weer af. Dat is jammer, maar begrijpelijk. Jongeren die gedwongen geplaatst zijn in een instelling hebben maar één belang: die plaatsing zonder al te veel problemen doorkomen. Meegaan of een groeiende welwillende omgang met het personeel van een inrichting zijn nog geen tekenen van gemotiveerdheid, maar van berekening.
De resultaten blijken beter wanneer in tehuizen, bij een sterk programmagestuurde aanpak, de leefgroep als middel is ingezet en waarbij leeftijdsgenoten zijn ingeschakeld om de individuele jongere te confronteren met de verwachtingen en wensen van zijn naaste omgeving. Men moet met het kampement dus meer willen dan afsluiting van de gemeenschap.
Gezinsondersteuning of kampement? Steun aan het gezin kan werken zolang de werker in het gezin blijft, maar is dat haalbaar? Het kampement biedt voor zo’n structurering een alternatief, maar daarbij moet wel gebruikgemaakt worden van een groepsgerichte aanpak.
In Pedagogiek in Praktijk (februari 2007) beschrijft M. Faas, klinisch en orthopedagoog, tien grote dilemma’s in de jeugdzorg. Enkele van die pedagogische dilemma’s sluiten naadloos aan bij de vraag: gezinsondersteuning of kampement?
Allereerst het dilemma tussen opsluiten of heropvoeden. Dwang, isolatie en straf zijn in de opvoeding soms noodzakelijk. Maar hoe pedagogisch is het beleid? Wanneer is dwang nodig en wanneer niet?
Dan de vraag: ingrijpen of afwachten? Als er iets misgaat in onze samenleving met kinderen of gezinnen, dan is de jeugdzorg weer tekortgeschoten. Ingrijpen wordt afgestraft als ongewenste bemoeienis. Afwachten als het niet nemen van verantwoordelijkheid.
Vervolgens noemt Faas het dilemma vrijwillig of justitieel. Hoe moeten we ingrijpen, op vrijwillige basis of gedwongen binnen een justitieel kader? En dan de verantwoordelijkheid. Wie is probleemeigenaar als er in een gezin ernstige opvoedingsproblemen zijn? Zijn dat de ouders zelf, de omgeving en de familie, de jeugdzorg, het onderwijs, de politie, de overheid?
Als laatste dilemma noemt de schrijver het dilemma van professionaliteit versus humaniteit. Wat is nodig in de jeugdzorg, professionaliteit of inzet en betrokkenheid? Faas sluit zijn betoog met een uitspraak waarmee we van harte instemmen: In de jeugdhulpverlening geen bureaucratie, geen marktwerking, maar hulpverleners met hart voor kinderen en ouders!
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede
Reageren? focus@refdag.nl