Denkkracht en breedte van de gereformeerde orthodoxie
Titel: ”Reformed Orthodoxy and Philosophy, 1625-1750. Gisbertus Voetius, Petrus van Mastricht, and Anthonius Driessen”
Auteur: Aza Goudriaan
Uitgeverij: Brill, Leiden, 2006
ISBN 978 9004154 98 8
Pagina’s: 391
Prijs: € 119,-.
In studies over het zeventiende-eeuwse denken wordt het standpunt van de gereformeerde orthodoxie vaak als achterhaald beschouwd. Dr. Aza Goudriaan laat zien dat dit allerminst het geval is. Het denken van de theologen Voetius, Van Mastricht en Driessen blijkt -ook intellectueel gezien- niet minder belangrijk dan de filosofie van hun tegenstanders. Van hun bereidheid om het debat met de cultuur van hun tijd aan te gaan, kan de gereformeerde theologie van vandaag iets leren. In het standaardwerk ”The Cambridge History of Seventeenth-Century Philosophy” (twee delen), gepubliceerd in 1998 onder redactie van Daniel Garber en Michael Ayers, wordt slechts één artikel gewijd aan de relatie tussen theologie en filosofie in de zeventiende eeuw, namelijk dat van Nicholas Jolley (deel 1, pp. 363-389). In dit artikel treft men echter geen enkele verwijzing naar de belangrijke bijdrage van de zeventiende-eeuwse gereformeerde theologen aan het wijsgerig debat in de zeventiende eeuw.
Dat is typerend voor het merendeel van de huidige filosofiegeschiedenis met betrekking tot de zeventiende eeuw. Het standpunt van de gereformeerde orthodoxie wordt beschouwd als een polemiek zonder filosofische en theologische waarde. Ook in de kerkgeschiedenis wordt over dit onderwerp geschreven vanuit een negatieve waardering van de gereformeerde scholastiek. Het algemene beeld is dat de gereformeerden vanuit een filosofisch achterhaald standpunt en vanuit een biblicistisch conservatisme de nieuwe filosofie van Descartes, Spinoza, Wolff en Leibniz bestreden. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat de gereformeerde orthodoxie in dit opzicht een monolithisch blok vormde dat voortdurend en zonder enige variatie op hetzelfde en verouderde (aristotelische) aambeeld hamerde.
Het nieuwe boek van dr. Aza Goudriaan, onderzoeker aan de filosofische faculteit van de Erasmus Universiteit te Rotterdam, laat zien hoe deze opvatting niet alleen historisch gezien volstrekt onjuist is, maar ook in wijsgerig opzicht op belangrijke punten tekortschiet. Om dat duidelijk te maken heeft de auteur enkele geselecteerde onderwerpen nader bestudeerd: de Schriftopvatting, de waardering van de rede en de filosofie, de scheppingsleer, de leer van de voorzienigheid en de antropologie (verhouding lichaam en ziel, gewetensvrijheid en tolerantie).
Goede argumenten
In een heldere analyse toont Goudriaan op zijn minst vier dingen aan. In de eerste plaats dat de gereformeerde orthodoxie met goede wijsgerige argumenten het debat met genoemde wijsgerige stromingen aanging en de vooronderstellingen en implicaties daarvan scherp heeft blootgelegd. In de tweede plaats dat het gebruik van de filosofie in de theologie begrensd werd door de overtuiging dat níét elke vorm van metafysica in de theologie getolereerd en geïntegreerd kon worden. De filosofische componenten die een plaats kregen in het werk van drie vertegenwoordigers van de gereformeerde orthodoxie -Voetius, Van Mastricht en Driessen- vormden een onderdeel van hun theologische denken. In dat opzicht stonden zij in de lange traditie van de ”philosophia christiana” van de katholieke traditie in de westerse kerk, zoals we die tegenkomen bij Augustinus, Thomas van Aquino en Duns Scotus.
In de derde plaats maakt de auteur duidelijk dat de gereformeerde denkers niet vast te pinnen zijn op één enkele wijsgerige positie uit de traditie. Hun omgang daarmee was eclectisch -ze kozen wat ze konden gebruiken- en vormde in geen enkel opzicht een afzonderlijke kenbron. Enige kenbron en uitgangspunt voor hun theologiebeoefening was de Heilige Schrift als ”principium cognoscendi” (kenprincipe). De filosofie was het dienstmeisje dat de apparatuur presenteerde om tegenover, of soms met behulp van de heersende wijsbegeerte wezenlijke Bijbelse noties -zoals de schepping uit het niets, de substantiële eenheid van lichaam en ziel en de niet-noodzakelijkheid en contingentie van de geschapen werkelijkheid- te benadrukken.
In de vierde plaats toont Goudriaan aan hoe gevarieerd het antwoord was van de gereformeerde orthodoxie op de wijsgerige uitdagingen van de eigen tijd. Tussen Voetius en Van Mastricht aan de ene kant en Driessen aan de andere kant zijn er niet alleen verschillen in hun filosofische opstelling, maar ook op theologisch gebied was er variatie. Ik noem slechts één voorbeeld. Terwijl de twee eerstgenoemden bij hun ”Godsbewijs” de voorkeur gaven aan de aristotelische empirische benadering van de werkelijkheid, sloot Driessen meer aan bij het cartesiaanse uitgangspunt van het denkend subject. Zo varieert ook de plaats van de zogenoemde natuurlijke theologie bij deze theologen, alsmede de functie van het geweten, dat bij Driessen een veel grotere rol speelt dan bij zijn voorgangers.
Piëtisme
Helaas kan in dit kort bestek niet dieper ingegaan worden op de verschillende thema’s die in dit fascinerende en fraai uitgegeven boek aan de orde worden gesteld. Maar de theologische en wijsgerige verantwoording van de gereformeerde orthodoxie tegenover de heersende filosofie van haar tijd maakt één ding duidelijk: de ”philosophia christiana”, verdedigd door Voetius, Van Mastricht en Driessen, was ook in intellectueel opzicht een gelijkwaardige en even belangrijke wijsgerige mogelijkheid als de filosofie van hun tegenstanders, die na de verlichting het intellectuele klimaat ging beheersen.
Daarin ligt ook de actualiteit van het boek. In de zeventiende eeuw werd het publieke debat aangegaan met de cultuur en de filosofie van die tijd. In dat opzicht lijkt de gereformeerde theologie van deze tijd een schichtig fenomeen dat zich terugtrekt in het veilige domein van het piëtisme en de religieuze ervaring, en het publieke debat, in wijsgerig opzicht, uit de weg gaat - enkele uitzonderingen daargelaten. Het boek van Aza Goudriaan toont aan dat er in de gereformeerde traditie genoeg potentieel aanwezig is om ook in de huidige discussie een rol van betekenis te spelen.