Grenzen open? Ja, maar nu nog even niet
Nederland kan op 1 maart de grenzen volledig openen voor werknemers uit Polen en andere Oost-Europese landen. Niet doen, vindt Henk van der Kolk.
Staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schreef deze week aan de Tweede Kamer dat wat hem betreft de grenzen per 1 maart open kunnen voor werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten. Voor FNV Bondgenoten ligt dat anders. Niet omdat we tegen vrij verkeer van werknemers in de EU zijn. Nee, integendeel. Het probleem is dat het zogenaamde ”flankerend beleid” wat ons betreft nog lang niet rond is. Gelukkig is de Tweede Kamer dat met ons eens. Het is te vroeg om de grenzen volledig open te gooien. De Kamer heeft dan ook om uitstel gevraagd.De problematiek rond de komst van ’de Polen’ naar de Nederlandse arbeidsmarkt mag bekend zijn. Sinds een aantal jaren heeft de Nederlandse arbeidsmarkt te maken met een toestroom van werknemers uit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. FNV Bondgenoten maakt zich zorgen om deze ontwikkeling, want voor ons geldt het principe: ”gelijk werk, gelijk loon”. En dat principe staat onder druk, doordat nieuwe buitenlandse werknemers minder betaald krijgen dan hun Nederlandse collega’s. Een voorbeeld van de gevolgen hebben we recent weer in de media kunnen zien: uitgebuite Poolse champignonpluksters die hele dagen werken voor 1 tot 4 euro per uur. Maar ook de Nederlandse werknemer is de dupe. In het Westland werkten tot voor kort veel allochtone Nederlanders in de kassen. Zij komen daar nu niet meer aan de slag. Hun werk is overgenomen door de goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa.
Van Hoof stelt dat de huidige wet- en regelgeving rond de Polen afdoende is. Op zich heeft hij daarin gelijk, maar dan moet de wetten en regels wel worden nageleefd. Van Hoof heeft de sociale partners de opdracht gegeven daar samen afspraken over te maken. Daarmee is voor hem het flankerend beleid rond. Wij lopen als vakbond echter tegen het probleem aan dat werkgevers onwillig zijn om met ons afspraken te maken over naleving. Wat de werkgeversorganisaties in Den Haag ook beweren, aan de cao-tafel geven ze niet thuis.
Een voorbeeld van de problemen waar we mee te maken hebben zijn malafide uitzendbureaus. Veel Polen werken in Nederland via uitzendbureaus. Werkgevers in bijvoorbeeld de vleesverwerkende industrie zijn op zoek naar goedkope arbeidskrachten en schakelen daarbij een uitzendbureau in. Op zich niet erg, maar uitzendbureaus zijn er in alle soorten en maten. Er zijn nette uitzendbureaus die zich aan de speciale uitzend-cao houden. In die cao is -simpel gezegd- geregeld dat uitzendkrachten dezelfde arbeidsvoorwaarden krijgen als hun collega’s in vaste dienst. Een uitzendkracht bij een vleesverwerkingsbedrijf wordt dus beloond volgens de cao voor de vleessector. Er zijn echter ook uitzendbureaus die het niet zo nauw nemen met dergelijke regelingen. Die betalen hun uitzendkrachten een stuk minder dan de geldende sector-cao voorschrijft en kunnen dus bedrijven goedkopere arbeidskrachten leveren. Het gevolg is dat Polen onderbetaald worden en Nederlandse werknemers niet meer aan de slag komen, omdat ze te duur zijn. De vleessector is niet een willekeurig voorbeeld, hij is een van de sectoren waar dit veel voorkomt.
Om dergelijke misstanden tegen te gaan, wil FNV Bondgenoten met werkgevers afspraken maken over NEN-certificering voor uitzendbureaus, een keurmerk voor goede uitzendbureaus. We willen afspreken dat werkgevers alleen uitzendbureaus met dat keurmerk inschakelen. Daarnaast willen we afspreken dat werkgevers verantwoordelijk zijn voor het uitzendbureau dat ze gebruiken. Blijkt dat een malafide uitzender te zijn, dan is de werkgever daar op aan te spreken en daarvoor te straffen. Inlenersaansprakelijkheid is de technische term.
Hobbels
De NEN-certificering en de inlenersaansprakelijkheid zijn twee voorbeelden van maatregelen die nodig zijn, wil FNV Bondgenoten akkoord gaan met het openen van de grenzen. Maar het zijn niet de enige hobbels die nog genomen moeten worden. Het flankerend beleid is nog lang niet voldoende. Dat is het pas als de overheid het naleven van de wet- en regelgeving landelijk regelt, door bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie meer bevoegdheden en middelen te geven. Of de overheid moet willen dat sociale partners het in de bedrijven en sectoren regelen. Dat kan, maar dan moet de grens voor een bepaalde sector dichtblijven totdat we het in die sector geregeld hebben. Zoals Van Hoof er nu van af denkt te komen, door te zeggen: „Sociale partners, jullie komen er wel uit, ik gooi de boel vast open”, dat kan niet. Het flankerend beleid is nu nog niet op orde. En zolang dat niet op orde is, geldt niet voor iedereen het principe ”gelijk werk, gelijk loon” en kunnen de grenzen nog niet open.
De auteur is voorzitter van FNV Bondgenoten.