Verwachtingen
Het nieuwe kabinet is bijna geformeerd. Christenen zullen hopen dat het aantredende kabinet ook Bijbelse normen in wetgeving en beleid tot uitdrukking zal weten te brengen. Daarbij is het echter, om een stelling van Cal Thomas en Ed Dobson aan te halen, niet raadzaam om van de politiek als zodanig de adequate remedie te verwachten voor kwalen die geestelijk van aard zijn.
Thomas en Dobson worden geciteerd in een artikel van David John Marley. In het Journal of Church and State (jaargang 48, aflevering 4, 2006) publiceerde deze historicus van Vanguard University een bijdrage over ”Ronald Reagan en de versplintering van Christelijk Rechts”. Politiek rechts georiënteerde christenen in de VS denken gewoonlijk met grote waardering terug aan de voormalige president Ronald Reagan. Omgekeerd waardeerde Reagan destijds conservatieve christenen. Hij gaf hun een duidelijke publieke erkenning, en hun tegenstanders dachten er voor hun eigen fondsenwerving ook bij gebaat te zijn vooral de invloed van ”christelijk rechts” te onderstrepen. In feite heeft Reagan echter, zo betoogt Marley, maar weinig gedaan om de conservatief-christelijke agenda uit te voeren in kwesties zoals het gebed in het openbaar onderwijs en de abortus provocatus.De auteur beschrijft Reagans relatie met twee christelijke voormannen, de predikanten Jerry Falwell en Pat Robertson. Beiden raakten in hun verwachtingen teleurgesteld, maar zij reageerden verschillend. Falwell ging zich minder met politiek bezighouden, maar Robertson voerde zelf campagne voor de republikeinse nominatie als presidentskandidaat in 1988.
Dominee Falwell gaf leiding aan de conservatief-christelijke beweging van de ”Morele Meerderheid (Moral Majority)”, die van 1979 tot 1989 bestond. Zijn briefwisseling met president Reagan was van beide kanten hartelijk. Falwell steunde de president door dik en dun en uitte nauwelijks kritiek. Een assistent van Reagan kon dan ook op een briefje ter voorbereiding op een ontmoeting in 1983 schrijven: „… dr. Falwell heeft nooit kritiek geleverd op u of het beleid van de regering Reagan…” Maar dat Falwell er inhoudelijk veel voor terugkreeg is niet duidelijk.
Pat Robertson boekte evenmin veel successen. Robertson bleek het trouwens wel aan te durven de president in correspondentie van kritiek te voorzien. Maar per saldo concludeerden Thomas en Dobson in 1999 in hun boek ”Verblind door de macht” (Blinded by Might) over de inspanningen van christelijk rechts: „Twintig jaar strijden heeft ons niets gebracht.” Volgens de auteur zagen zij het niet langer zitten om „politieke oplossingen te zoeken voor wat zij zagen als geestelijke problemen.”
Het Journal of the Evangelical Theological Society (jaargang 49, aflevering 4, 2006) bevat een bijdrage van James A. Patterson (Union University, Jackson) over ”Cultureel pessimisme in het moderne evangelicale denken: Francis Schaeffer, Carl Henry, en Charles Colson”. De auteur beschrijft hoe Schaeffer, Henry, en in iets mindere mate Colson, pessimistisch over de hedendaagse cultuur schreven. Zij zagen (of zien) het moderne Westen in termen van barbarij, dood en ondergang. Volgens de auteur hadden zij daarbij onder meer de bedoeling om christenen op te roepen in politiek en samenleving van zich te laten horen teneinde de ontbindingsprocessen zo mogelijk een halt toe te roepen. Zij hadden, met andere woorden, toch nog niet alle verwachting voor het Westen verloren.
Patterson ziet evenwel nadelige kanten aan de pessimistische cultuurvisie. Deze kan er gemakkelijk toe leiden dat de hedendaagse cultuur met één pennenstreek wordt afgewezen. Daardoor zouden christenen een passieve houding kunnen gaan aannemen en ook geen moeite meer doen om christelijk geloof en wetenschap met elkaar in samenhang te brengen. Juist dat laatste, de verbinding van geloof en wetenschap, lijkt Patterson tot een kritische beoordeling van de oudere evangelicale cultuurkritiek te brengen. Toch had deze cultuurkritiek een zinvolle functie: zij maakte de lezers namelijk attent en kritisch ten opzichte van de heersende ideeën en gedragingen.
Het januarinummer van het International Bulletin of Missionary Research (jaargang 31, 2007) bevat onder meer het jaarlijkse statistische overzicht over de stand van zaken in de wereldwijde zending. Dit overzicht is het werk van David B. Barrett, Todd M. Johnson en Peter F. Crossing. De tabellen geven allerlei informatie over zendingswerkers, zendingsactiviteiten en andere godsdienstige feiten. De jaarlijkse verspreiding van complete Bijbels blijkt sterk gestegen: van zo’n 25 miljoen exemplaren in het jaar 1970 tot zo’n 75 miljoen in dit jaar. Volgens het overzicht zijn er momenteel ruim 2,1 miljard gedoopte christenen. Het aantal „christelijke martelaars per jaar” wordt voor 2007 gesteld op rond de 173.000.
De tabel vermeldt niet uitsluitend feiten over het christendom. Het aantal moslims, bijvoorbeeld, wordt ook gemeld: dat bedraagt nu 1,3 miljard. De auteurs maakten een inschatting van de verwachte situatie in 2025 - een schatting die met diverse theologische voorbehouden bekeken moet worden. Zij verwachten dat er ook in 2025 wereldwijd meer christenen zullen zijn dan moslims.
Aza Goudriaan, wetenschappelijk onderzoeker aan de faculteit der wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam
Reageren? focus@refdag.nl.