Herbestemming religieus erfgoed roept emoties op
UTRECHT - Het vinden van een nieuwe bestemming voor kerken en kloosters gaat niet zelden gepaard met emoties. De een wil koste wat het kost de oorspronkelijke religieuze bestemming behouden, de ander hecht daar niet of nauwelijks aan.
Het Museum Catharijneconvent in Utrecht wijdde donderdag een symposium aan het behoud van religieus erfgoed.Monumentale religieuze gebouwen hebben een bijzondere betekenis en zijn vaak verbonden met belangrijke historische plekken van de stad. Ze geven uitdrukking aan de „geest van de plek.”
„Veel religieuze gebouwen, waaronder kerken en kloosters, hebben nieuwe functies gekregen, zijn ingrijpend verbouwd of gerestaureerd en omgevormd tot museum, hotel, theater, restaurant, appartementencomplex of bieden spectaculaire attracties”, aldus dr. Marie-Thérèse van Thoor, docent bouwkunst aan de Universiteit van Amsterdam, donderdag.
Ze schrijft dat toe aan de voortschrijdende secularisatie. Sommigen hebben er problemen mee dat het karakter van het religieuze erfgoed verloren gaat. Anderen lossen dat ludiek op. Een kleine kerk in Valkenburg werd omgetoverd tot restaurant en kreeg de passende naam Ekklesia. Het Kruisherenklooster in Maastricht kreeg een bestemming als luxe hotel. De Nieuwe Zijds Kapel te Amsterdam, vroeger de Kapel ter Heilige Stede, werd eerst een moskee en later museum.
Van Thoor schetste de metamorfose van de Nieuwe Zijds Kapel tot museum en toonde beelden van het verwijderen van graftombes en knekelputten. Net zoals de Nieuwe Zijds Kapel in Amsterdam een bestemming als museum kreeg, gebeurde dat met het Catharijneklooster in Utrecht. Waar ooit de karmelieten rondwaarden, worden op dit moment allerhande kunstschatten tentoongesteld.
Drs. Tarq Hoekstra, die de bouwgeschiedenis van het complex te boek stelde, lichtte een en ander tijdens het symposium nog eens toe.
Volgens architect prof. ir. Hubert Jan Henket, die van 1996 tot 2000 het museum als voormalig klooster nog eens verbouwde en uitbreidde, is het omvormen van religieuze gebouwen iets van alle eeuwen. Zo werd de in 536 gebouwde Hagia Sophia in Istanbul, eeuwenlang de grootste kerk ter wereld, in 1453 een moskee en in 1934 een museum. De Mesquita te Cordoba, een complex van gebouwen met een grote moskee die in het jaar 1000 gereed kwam, werd in de zestiende eeuw een kathedraal. „Opmerkelijk”, aldus Henket, „in Turkije werd een kerk een moskee en in Italië een moskee een kerk.”
Het Pesthuis in Utrecht werd in 1952 de Leeuwenbergkerk. In Nijmegen is men al jaren in discussie over de bestemming van de monumentale Mariënburg Kapel.
Henket schetste de grote tegenstellingen die bij de herbestemming van religieus erfgoed loskomen. Zo krijgt het klooster Koningsoord in Berkel-Enschot geen seculiere bestemming, hoewel men daar in groepsverband onderdak kan krijgen. In de St. Mary’s Chapel te ’s-Hertogenbosch liepen de emoties hoog op toen het oude monumentale altaar vervangen werd door een modern beeld van Maria, omgeven door een zee van bloemen.
Religieus erfgoed valt ook ten prooi aan projectontwikkelaars. De Orangerie in ’s-Hertogenbosch werd een partycentrum, de Martinus- en Heilig Hartkerk in Utrecht een appartementencomplex.
Prof. Henket hecht eraan dat architecten met kennis van zaken aan een religieus gebouw een hedendaagse bruikbare bestemming kunnen geven. „De originele constructie van het gebouw moet intact blijven, zodat verbouwingen en toevoegingen later eventueel teruggedraaid kunnen worden”, zei hij. Het Catharijneconvent te Utrecht en het Teylers Museum in Haarlem noemde hij daarvan goede voorbeelden.