Maak de Bijbel niet smaller dan hij is
Kortgeleden kreeg ik een mail van een theologiestudent. Hij wilde een werkstuk schrijven over de tekstkeuze in de zondagse erediensten en vroeg daarover wat advies. De aanleiding voor dit werkstuk was dat er in een aantal gemeenten van de kerk waartoe hij behoorde, klachten waren over eenzijdigheid in de tekstkeuze.
Volgens deze geluiden zou er vaak over dezelfde soort teksten gepreekt worden en zouden allerlei aspecten van het brede en diepe spreken van de Schrift niet of nauwelijks aan de orde komen. Of de klachten helemaal terecht zijn, kan ik niet overzien. Het verzoek van de student gaf me in elk geval reden weer eens over de kwestie van de tekstkeuze na te denken.Al voor en vooral tijdens de middeleeuwen waren leesroosters ontstaan waarin de Schriftlezingen voor iedere zondag precies waren aangegeven. Wanneer er tijdens de dienst gepreekt werd, koos de voorganger de tekst uit een van deze voorgeschreven gedeelten. We kunnen dus zeggen dat de preekteksten min of meer vastlagen. Vooral de calvinistische Reformatie brak met deze lange traditie. Zo bepaalde het Convent van Wezel (1568) dat men geen enkele dienaar van het Woord bindend preekteksten kon voorschrijven, maar dat ieder van hen hier moest handelen „naar de mate van de ontvangen gave van de Heilige Geest.”
Daarmee is duidelijk gekozen voor de zogenoemde vrije tekstkeuze. De predikant zoekt zelf -biddend om de leiding van de Heilige Geest- naar de preektekst van de komende zondag. Hij is in deze keuze in die zin ’vrij’ dat geen mens hem kan dwingen op een bepaalde zondag over een bepaald Schriftgedeelte te preken.
Nu wist men ook in de tijd van de Reformatie wel dat er aan dit uitgangspunt gevaren kleefden. Deze vrijheid kán namelijk misbruikt worden. Een dominee kan zeer eenzijdig zijn in zijn tekstkeuze, waardoor het geheel van de Schriften niet opengaat. Hij kan -gemakzuchtig- juist over die teksten preken waarover hij veel preken van anderen heeft, zodat hij snel klaar is met de preekvoorbereiding. Zijn tekstkeuze kan zelfs volslagen willekeurig worden. Om dit soort gevaren in te dammen, perkte men in onze reformatorische traditie de principiële vrijheid doorgaans op drie manieren in.
Catechismusprediking
Een van de motieven voor de wekelijkse catechismusprediking is dat iedere voorganger in deze reeks preken alle facetten van de leer van de Schriften moet behandelen. Hij zal moeten preken over de persoon en het werk van Christus, over rechtvaardiging en geloof, over de geboden en het gebed. De regelmaat van de catechismusprediking dwingt hem om al deze onderwerpen in de leerdienst aan de orde te stellen, ook thema’s die hem misschien wat minder liggen.
Er is nog een ander middel waardoor aan de keuze van de teksten enige richting gegeven wordt en dat is de gang van het kerkelijk jaar. Ook al brak de calvinistische Reformatie met de rooms-katholieke leesroosters, in onze Nederlandse traditie werd het wel gebruikelijk om ieder jaar op de grote kerkelijke feestdagen de heilsfeiten te gedenken. Vaak wordt in dit verband gezegd dat hier gekozen is voor een sober kerkelijk jaar. Dat wil aan de ene kant zeggen dat niet iedere zondag een bepaalde liturgische kleur heeft met voorgeschreven Schriftlezingen en psalmen of liederen. Anderzijds houdt men wel rekening met de kerstdagen en de daaraan voorafgaande vier adventszondagen, de paasdagen en de daaraan voorafgaande zeven lijdenszondagen, de hemelvaartsdag en de pinksterdagen.
Sommigen gaan nog iets verder en bevelen aan dat tussen de kerstdagen en de lijdensweken vooral uit de evangeliën wordt gepreekt of dat tussen Pasen en Pinksteren met name de verheerlijkte Christus en de komst van de Geest centraal staan. Hoe men dit zich ook precies indenkt, het principe is duidelijk: jaarlijks worden de grote heilswerken van de Heere rondom de feestdagen verkondigd en het is goed dat een dienaar van het Woord daarmee rekent als hij biddend zoekt naar zijn tekst.
Vervolgstof
Calvijn zelf rekende nog een stuk minder met het kerkelijk jaar dan wij gewoon zijn. Dat heeft ermee te maken dat hij een groot voorstander was van het preken van vervolgstof. Op de zondagen en tijdens de weekdiensten preekte hij dienst na dienst hele Bijbelboeken door. Zo zijn er 200 vervolgpreken van hem bewaard gebleven over het boek Deuteronomium en 159 over Job, om maar iets te noemen.
De bedoeling van de reformator was de gemeente vertrouwd te maken met de breedte van het spreken van de Schrift. In dit opzicht zijn de Engelse en de Schotse calvinisten in het algemeen trouwer aan Calvijn gebleven dan wij hier in Nederland.
Toch zou ik ervoor willen pleiten dat er regelmatig prekenseries worden gehouden. Dat is goed voor de gemeenten en voor de predikanten. Natuurlijk garanderen deze drie grenzen van de vrije tekstkeuze niet dat een voorganger niet eenzijdig kan zijn in de keuze van zijn teksten en in de accenten die hij legt. Laten predikanten én kerkenraden er daarom op toezien dat in de prediking de volle raad van God en de breedte van de Schrift aan de orde komen. Laten we er in alle opzichten voor waken de Bijbel smaller te maken dan hij is!
De auteur is hoogleraar ambtelijke vakken aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn. Reageren? goedbekeken@refdag.nl.