Strenger optreden tegen wetteloosheid taalgebruik gewenst
Strenger optreden tegen wetteloosheid in taalgebruik zou gewenst zijn, stelde prof. dr. P. G. J. van Sterkenburg onlangs in zijn afscheidsoratie ”Woorden van en voor emotie” bij zijn vertrek als hoogleraar in de lexicologie aan de Universiteit Leiden. Een deel van zijn betoog.
Emoties over taal. Met de gedrevenheid van gelovigen bekennen wij ons tot verontwaardiging en spreken we schande wanneer we bijvoorbeeld voorgelicht worden door de media over de deplorabele toestand van het vak Nederlands in het middelbare beroepsonderwijs. Een op de drie studenten blijkt op dat vak te stranden en steeds meer studenten weten er niet hoe een zin op papier te krijgen.Ongeveer de helft van de eerstejaarsstudenten op de journalistiekopleidingen in Utrecht en Tilburg zakt voor het eerste studiejaar omdat ze niet over voldoende basale taalvaardigheden beschikken, met name op het gebied van spelling en woordenschat. De vraag is gewettigd hoe je met zo’n gebrekkige kennis aan een studie wilt beginnen.
Is er nog wel een instantie die de kwaliteit van het onderwijs bewaakt? Het is bijna niet te geloven dat we met elkaar goed vinden dat er allerlei goedwillende onderwijsassistenten en andere onbevoegden voor de klas verschijnen, in plaats van bekwame leraren die verstand hebben van het vak dat ze geven. Een docent moet lesgeven, geen lieverkoekjes bakken, laat staan coachen.
Voor de gouden woorden van advocaten en notarissen en aan allerlei troubleshooters zijn we bereid een vermogen uit te geven. Niet zo aan docenten die de toekomstige generatie aan de top van het Nederlandse kennisimperium moeten brengen. Het is bijna vernederend wat we voor die beroepscategorie over hebben, met als gevolg dat we ook niet de beste kwaliteit in huis kunnen halen. Op een universiteit ben je bijna een loser als je leraar wilt worden.
Niet alleen de overheid en wij, de samenleving, zijn debet aan de teloorgang van het onderwijs van de moedertaal. De neerlandicus zelf, en zeker ook de lexicograaf van het Nederlands, ondermijnt zijn eigen vak en zijn eigen taal. De huidige generatie is geïnfecteerd door het werkwoord gedogen. We keuren veel te veel goed en laten veel te veel toe in onze gezaghebbende taalbeschrijvingen. Onder het mom van ”alles moet kunnen” wordt ook alles wat van buiten komt liefdevol omarmd. Met als gevolg dat het contaminaties, zoals ”opgroeien voor dag en dauw” in plaats van ”voor galg en rad” of ”zich er met een leien dakje van afmaken” in plaats van ”zich er met een jantje van leiden van afmaken”, en andere evidente fouten regent. Het rode educatieve potlood wordt niet meer gebezigd, waar strenger optreden tegen wetteloosheid in taalgebruik gewenst zou zijn. Waar normen en waarden weer in zijn, zijn taalregels dat ook. Wij neerlandici dienen ons te realiseren dat in de huidige samenleving gedogen uit is.
Tot overmaat van ramp krijgen ook krankzinnige neologismen toegang tot onze woordenboeken. Ik doel hier bijvoorbeeld op Engelse werkwoorden als updaten, upgraden, downloaden en saven. We wijden er zelfs een complete paragraaf aan in het Groene Boekje of Woordenlijst Nederlandse Taal.
Ik begrijp niet dat we deze werkwoorden de toegang niet weigeren tot woordenboeken en grammatica’s. Het zijn producten van dezelfde luie geest als die de teksten voor advertenties voor managers, consultants en controllers opstelt. En wat ik ook op de korrel neem zijn neologismen als ”kijken alsof je gras in de ArenA ziet groeien”, ”een potje Wamberto spelen”, dissen, skypen, bloggen, chillen, pimpen, blingbling, cyberpesten, hangoudere en moslimbier.
Bekommernis
Slechts een aantal voorbeelden gaf ik u van uw en mijn emotionele betrokkenheid bij het wel en wee van onze standaardtaal. Maar of het nu teleurstelling, onbegrip, verbazing of woede is over de egomanie in de arena van het spellingsdebat, de bekommernis om de kwaliteit van het onderwijs van onze moedertaal of de bedreiging ervan door de onderwijshervormers, of het nu gaat om het groeiende onbegrip over de buigzame ruggen van neerlandici en lexicografen die alles, maar dan ook alles als taalverandering zien, of het nu gaat over de argwaan en het onbegrip jegens een overheid die onze taal sterk verpolitiseert door uit een soort scoringsdrift steeds te kiezen voor politiek gevoelige projecten van korte adem, ten koste van het wetenschappelijk onderhoud van onze grote unieke lexicografische kathedralen, in al deze gevallen is de bekommernis over het prikkelende, luisterrijke en adembenemende coloriet van onze taal de adrenaline die onze emoties erover hartstochtelijk voedt. Immers, in onze moedertaal voelen wij ons het meest op ons gemak; in onze moedertaal kunnen we lachen, janken, juichen, denken, spotten, verwensen, maar ook intens liefkozen en liefhebben.