Verlegen vernieuwer
Hij was veertien jaar commissaris der Koningin van een provincie in verandering. De rest van Nederland heeft die transitie nog te weinig in de gaten, merkt drs. Wim van Gelder. „Het beeld dat Zeeland wordt gestempeld door agrarische bedrijven en kerkelijke orthodoxie klopt niet.” Niet dat met die zaken iets mis zou zijn, maar de provincie biedt méér, aldus de Amsterdammer die als kind het liefst predikant wilde worden maar uiteindelijk de eerste viool speelde in Zeeland. Dat hij daarbij soms te ver voor de muziek uitliep, neemt hij voor lief. „Een hectare oesters levert nu eenmaal meer op dan een hectare suikerbieten.”
Wim van Gelder (65) is een snelle man. De deur naar de Statenzaal is gesloten, maar dat is voor de commissaris geen enkel probleem. Hij jaagt door de gangen van het Middelburgse Abdijcomplex, met flapperende jaspanden op zoek naar een sluipweg. „Heb je het kunnen bijbenen?” vraagt hij aimabel als hij luttele minuten later de deur openhoudt van ’s provincies vergaderzaal. „En de fotograaf, waar is die nu gebleven?”„Mijn secretaresse werd gewaarschuwd toen ik naar Zeeland kwam”, zegt CDA’er Van Gelder even later in zijn werkvertrek in het provinciehuis, waar volgende maand zijn opvolgster Karla Peijs haar intrek neemt. „Ik zou altijd enorme haast hebben en door de gebouwen rennen.” Het beeld is niet ver bezijden de waarheid, moet hij zelf beamen. „Ik houd van snelheid. Voor sommigen ga je dan al gauw té snel, voor anderen kan het niet vlot genoeg.”
Dat zou nogal eens hebben geleid tot de verkeerde opmerking op de verkeerde plaats.
„Als je achter zo’n opmerking staat, ís het geen verkeerde opmerking. En als je niet ver genoeg vooruitgaat, schrijft een krant er niet over. Multatuli zegt: Ik wil gelezen worden. Een commissaris zegt: Ik wil…” Van Gelder kijkt nadenkend en zwijgt.
Wat wilt u?
„Nu ja, je doet het niet voor jezelf. Je wilt gehoord worden. Sommige lezingen heb ik wel tien keer gehouden. Dat is dan toch omdat mensen daar iets in horen. Daarbij is het niet erg om iets voor te lopen, dat moet zelfs.”
Voor veel boeren gaat de scheidend commissaris in elk geval te snel. Van Gelder ziet er geen been in om de met Vlaanderen afgesproken 600 hectare grond -deels landbouwgrond- terug te geven aan de Westerschelde voor herstel van natuurwaarden in de zeearm. Ontpolderen is, kortom, een must. Tegelijk is ontpoldering het meest heikele thema in bestuurlijk Zeeland van de laatste jaren.
Veel Zeeuwen steigeren als het omstreden o-woord ter sprake komt en verwijten u dat u de volksaard niet aanvoelt.
„Laat ik vooropstellen dat ik ontpolderen een rotwoord vind. Het heeft een veel te negatieve lading, omdat het tegenover inpolderen staat. Nee, het accent ligt anders. De maritieme, estuariene natuur van de Westerschelde is in de loop der tijden verloren gegaan. De inzet is hoe je dát weer kunt herstellen. Daarbij begrijp ik de volksaard prima. Ik snap heel goed dat men productieland nog steeds belangrijker vindt dan maritieme waarden. Kijk maar naar het recente verleden: veertig jaar geleden gooiden we onze overtollige munitie nog gewoon in de Oosterschelde!”
De zee is belangrijker dan het land?
„Het inzicht in de waarde van het water neemt in elk geval toe, al wordt dat inzicht nog niet zo breed gedragen. Dat zal z’n tijd nodig hebben. Veel mensen nemen het me kwalijk als ik het zeg, maar zeker in de toekomst levert een hectare oesters nu eenmaal meer op dan een hectare suikerbieten. Ik ben ervan overtuigd dat zilte producten de toekomst hebben. Kijk naar Zeeuwse tong: 100 kilo daarvan is net zo veel waard als 10.000 kilo graan! In mijn ogen zijn er bijna onbeperkte mogelijkheden met zilte producten.”
De scheidend commissaris staat op en loopt naar een grote wandkaart aan de muur van zijn kamer. Zijn vinger blijft haken bij Philippine, in Zeeuws-Vlaanderen. „Philippine was altijd het centrum van de mosselcultuur. Het zou toch geweldig zijn als dat weer terugkwam?”
Maar boeren zijn vergroeid met de seizoenen, aan het opgeven van hun landbouwgrond zit een enorme emotionele waarde.
„Dat begrijp ik. Als je het hebt over de wisseling van de seizoenen op het Zeeuwse land - ik kan er lyrisch over worden. Maar laten we niet vergeten dat we in Zeeland al lang ontpolderd land hébben. Het Goese Meer is het gevolg van ontpoldering! Maar die grond was bedoeld voor excessieve villa’s aan het water, dat mag blijkbaar wel. Of kijk eens naar een concept als kamperen bij de boer. Dat vraagt méér landbouwgrond van boeren dan die paar honderd hectare voor de Westerschelde. Als je deze dingen tegenover elkaar zet, staan ze niet meer in de juiste verhouding. En waar dat het geval is, duikt de emotie op. Vervolgens is het nog maar een kleine stap naar irrationaliteit. Dat zie je helaas ook in de huidige discussies.”
Als een door ontpoldering bedreigde boer aangeeft dat zijn vader in 1953 nog op de dijken stond om het water tegen te houden, is dat dan irrationeel?
„Ja, dat is irrationeel. Want de veiligheid is nu zeker niet in het geding. Daarnaast constateer ik dat 60 procent van de boeren geen opvolging heeft en dat er dagelijks boerenbedrijven moeten stoppen.”
Zeeland moet veranderen, vindt Van Gelder. Niet alleen wat betreft de algemene visie op ontpolderen - nee, de luiken naar buiten moeten open. „Sommige mensen zijn alleen tegen ontpolderen omdat het voor Vlaanderen gunstig zou zijn. Er zijn nog steeds mensen die Vlaanderen buitenland vinden. Of die zelfs binnen Zeeland onderscheid maken. Op de Bevelanden en Walcheren spreekt men wel over Zeeuws-Vlaanderen als „de overkant”, en andersom gebeurt dat ook. Dat woord komt in mijn vocabulaire niet voor.”
Tijdens zijn ambtsperiode maakte het boegbeeld van Zeeland zich dan ook sterk voor de omarming van Europa. „Europa kan ontzettend veel betekenen voor de regio’s. Kijk naar het visserijbeleid: ik moet er niet aan denken dat dat weer genationaliseerd wordt. Onze producten worden afgezet in onder meer België en Frankrijk. Het zou een ramp zijn als we die afzetgebieden niet meer hadden.”
Europa is ook goed voor de „Zeeuwse taele”, waarvoor Van Gelder zich een hartstochtelijk pleitbezorger toonde. „Er is een Europees handvest dat tegemoetkomt aan dialecten en minderheidstalen, maar het is de nationale overheid die een aanmerking van het Zeeuws als taal tegenhoudt.”
U pleitte ooit zelfs voor raadsvergaderingen in het Zeeuws.
„Dat moet kunnen. Helaas wordt het gebruik van dialect nog vaak gezien als een onderscheid tussen burgers en boeren. Maar dat is echt onzin. Dialect ís niet slecht voor je ontwikkeling. Ooit stonden Andreas Oosthoek (oud-hoofdredacteur van de PZC, JH) en Hans Warren (de in 2001 overleden bekende Zeeuwse auteur) hier samen in mijn kamer. Tot mijn verbazing gingen ze meteen met elkaar in het Zeeuws verder! Nu, je kunt van hen toch moeilijk volhouden dat het spreken van dialect slecht voor hun ontwikkeling zou zijn geweest.”
Een van de grootste dieptepunten in de ambtsperiode van de commissaris betreft de kwestie-Spahr Van der Hoek. Spahr, voormalig burgemeester van Middelburg, moest in 2001 het veld ruimen na een opeenstapeling van intriges en verdachtmakingen, onder andere op het gebied van seksuele intimidatie. Het ontslag van de man verliep bepaald niet geruisloos; de hele provincie bemoeide zich ermee. De affaire-Spahr werd zelfs landelijk berucht.
Uw rol in die zaak was niet voor iedereen duidelijk.
„Men begreep mijn rol niet altijd. Het was mijn taak om boven de partijen te staan. Ik heb Spahr de hand niet boven het hoofd gehouden. Hij keerde zich op een gegeven moment ook tegen mij.”
Waarom ging het in die affaire zo gruwelijk mis?
„Dat is een vraag die ik mezelf vaak heb gesteld. Dat een burgemeester gedwongen vertrekt, gebeurt zo’n tien keer per jaar, maar dat de zaak zo explosief moest zijn, dat heb ik nooit begrepen. Ik denk dat het te maken heeft met het in beginsel conflictvermijdend gedrag van de Zeeuwen. Het is hier ”ons kent ons” - je ziet dat vaker in rurale regio’s. Tegenover kinderen legde ik ooit het verschil uit tussen een kind dat in Ellewoutsdijk opgroeit en één uit Amsterdam. Het enorme verschil is dat het kind uit Ellewoutsdijk zijn vriendjes overal weer tegenkomt. Als je érgens een piepeltje bent, ben je het meteen overal. Daarom kun je conflicten beter voorkomen: je moet toch weer verder met elkaar. Maar áls het dan misgaat, gaat het blijkbaar ook goed mis.
Overigens kunnen die Zeeuwse verhoudingen ook een kracht worden. Als je weet hoe lang bepaalde regio’s hebben gesoebat voor een universiteit… Hier zeiden we: Jongens, dat doen we. En twee jaar later stond de Roosevelt Academy er. Zo’n snelheid had ik niet eerder meegemaakt.”
Van Gelder werd in 1992 Zeeland binnengehaald als econoom met kennis van zaken. De nieuwbakken commissaris had toen al de nodige bestuurlijke ervaring op zijn conto staan, onder andere als gedeputeerde in Noord-Holland. Zijn kwaliteiten werden allerwegen geroemd. Toch vielen de eerste jaren bepaald niet mee, zegt Van Gelder nu. Het college van destijds, met mensen als Hennekeij en Bruinooge, gunde Van Gelder nauwelijks de speelruimte die hem was toegezegd. „De commissaris moest maar op z’n kamer gaan zitten en zich bezighouden met burgemeesters. Maar de provincie wilde een actief persoon, stond in de profielschets. Het was dan ook onoverkomelijk dat ik zo nu en dan langs een beleidssector van een van de gedeputeerden schampte. Daar werden dan opmerkingen over gemaakt.”
Vergeleken met die eerste tijd is het huidige college -met CDA, PvdA, VVD en SGP- een verademing, geeft de commissaris aan. „De karakters staan nu veel meer open voor elkaar dan destijds.”
Ook met de deelname van de SGP in het Zeeuwse college -momenteel als enige provincie van Nederland- heeft Van Gelder goede ervaringen. „Mijn beeld van de SGP is in Zeeland volledig bijgestuurd. De partij heeft hier toppers als George (van Heukelom, gedeputeerde, JH) en Wim Kolijn (voorzitter van de landelijke SGP en Zeeuws Statenlid). Dat zijn geweldige bestuurders. Bovendien is George een enthousiaste vent. Ik houd van enthousiaste mensen.”
Die verstandhouding is wel eens minder geweest. In 1996 tikte Van Heukelom u op de vingers omdat u zei dat Zeeland allang niet meer wordt beheerst door „strenge kerkelijkheid.” Uit zulke uitspraken zou blijken dat u er „een grachtengordelvisie” op nahoudt die niet bij Zeeland past.
„Ik heb me altijd al zorgen gemaakt over de beeldvorming van Zeeland buiten de provincie. Daar heb ik nooit een geheim van gemaakt. Veel mensen hebben bij Zeeland het idee van een agrarische, oudere bevolking met een orthodoxe inslag. Daar is niets mis mee, maar dat beeld is geen totaalplaatje van de provincie. Weliswaar heeft de SGP hier inclusief de gedeputeerde zeven zetels en de ChristenUnie drie, maar dat aantal vormt nog steeds maar een kwart van het totaal.”
Uw opvoeding werd ook beheerst door strenge kerkelijkheid.
„Ik ben gereformeerd, dat klopt. Thuis in Amsterdam gingen we, zeker in het begin, twee keer per zondag naar de kerk. En altijd naar catechisatie natuurlijk. Ik denk dat ik de Bijbel serieuzer nam dan de meeste leeftijdgenootjes. Op catechisatie volgden we trouw het kerkelijk jaar, maar daardoor kwamen we nooit toe aan een heel stuk van het Oude Testament. Als 10-jarige las ik toen op mijn kamertje de rest van het Oude Testament door, gewoon omdat ik wilde weten wat daar in stond. In die tijd wilde ik ook dominee worden. Die wens had ik zelfs nog wel op de middelbare school. Maar daarna nooit meer.”
Bent u nog steeds een kerkganger?
„Mijn kerkgang is zeer beperkt. Maar ik heb geen afscheid genomen van mijn opvoeding. Ik vul die dingen nu anders in.” Lachend: „Ik vind nog steeds niets heerlijker dan wanneer George en ik elkaar met Bijbelteksten toespreken. Waarbij ik moet zeggen dat hij het beter kan dan ik.”
De scheidend commissaris maakte de teloorgang van de Gereformeerde Kerken van nabij mee. „Vooral de Vrije Universiteit heb ik zien veranderen. Ik heb daar zelf een rol in gespeeld als voorzitter van de studentenraad. Dat we met die veranderingen een brok duidelijkheid en geborgenheid hebben zien verdwijnen, is waar. Maar bij mij persoonlijk is daar een oriëntatie op heel veel andere dingen voor in de plaats gekomen. Culturele activiteiten, veel lezen… die dingen boeien mij buitengewoon. En de natuur niet te vergeten. Ik put een groot deel van mijn levensgeluk uit de natuur. Pas nog, bij onze boerderij in Winterswijk: een ree die op nog geen 10 meter afstand opduikt. Of hier op het strand, als de natuur zich in alle schoonheid laat zien - in een brutaal winterkoninkje bijvoorbeeld. De onvoorstelbaarheid van de schepping, daar kan ik me over blijven verbazen.”
U bent veertien jaar het boegbeeld van Zeeland geweest, maar mensen die in die tijd van nabij met u omgingen, klagen dat het lastig is om u echt te leren kennen.
„Daar begrijp ik niets van. In alle afscheidsinterviews wordt juist gezegd dat ik zo makkelijk benaderbaar ben.”
Maar daarbij blijven uw diepste drijfveren, uw innerlijke motivatie, voor bijna iedereen geheim.
Stilte. Dan: „Dat zou kunnen.” Weer stilte. „Alhoewel iets als mijn passie voor de natuur best bij een aantal mensen bekend is. Het is niet zo dat ik snel geëmotioneerd raak of zoiets, maar daar is de functie ook niet naar. Toch laat ik volgens mij wel dingen merken die uit mijn innerlijk komen. Vorig jaar heb ik een lezing gehouden voor de stichting StoKosmos over het leven van de nadere reformator Jacobus Koelman. Ik vind het geweldig om me in zo’n figuur te verdiepen. Ik kan me haast niet voorstellen dat je in zo’n lezing niet iets hoort van wat me persoonlijk raakt.”
Herkent u zich in Koelman?
„Koelman was onverzettelijk, rusteloos. Hij had bovendien de moed een dissident te zijn, zoals ik mijn lezing destijds noemde. Hij overwon z’n angst en ging voor zijn overtuiging, dwars tegen heersende regels in. Daarin vind ik hem een voorbeeld. De samenleving heeft andersdenkenden met vernieuwende en afwijkende ideeën nodig.”
Volgens sommigen zou u ten diepste een verlegen man zijn.
Een bulderende lach klinkt door het vertrek. „Van wie heb je dat?” Om te vervolgen: „Ik ontken het niet. Ik ben verlegen, ja. Dat vind ik overigens niet lastig in mijn functioneren. Je hebt bestuurders die altijd op de voorgrond staan en met stemverheffing spreken. Zo iemand ben ik niet. In de vertrouwenscommissie vroeg iemand: Hoe bent u op een receptie? Ik ben daar aanwezig, maar niet dominant. En dat is goed zo.”
Levensloop Wim. T. van Gelder
Wim T. van Gelder werd op 21 januari 1942 geboren in Amsterdam. Zijn vader had daar -in de Jordaan- een metaalgieterij. Na de hbs studeerde Van Gelder algemene economie aan de Vrije Universiteit in zijn woonplaats. Toen al vervulde hij de nodige bestuurlijke functies. Bovendien passeerden meer dan veertig bijbaantjes de revue, uiteenlopend van barkeeper tot archivaris en van pompbediende tot chauffeur. Hij woonde een halfjaar in de VS en als afgestudeerd vervoerseconoom woonde hij een jaar in Bangkok, voor een studie in opdracht van de Verenigde Naties. Hij had bovendien verschillende banen in het verlengde van zijn vakgebied.
In de jaren zestig werd Van Gelder bovendien actief in de politiek, te weten voor de ARP in Amsterdam. Na de totstandkoming van het CDA werd hij onder meer lijsttrekker en gedeputeerde voor die partij in Noord-Holland. In 1992 werd hij in Zeeland benoemd als commissaris van de Koningin.
Na zijn pensionering blijft Van Gelder in Middelburg wonen, al heeft hij met zijn vrouw ook een boerderij gekocht in Winterswijk. Van Gelder en zijn vrouw hebben drie dochters.