Hoge Raad Venezuela zit Chávez dwars
President Hugo Chávez van Venezuela is in zijn wiek geschoten over het vonnis van de Hoge Raad dat de plegers van een mislukte staatsgreep vrijstelt van verdere rechtsvervolging. Volgens de opperrechter treft de vier militairen die terechtstonden geen blaam voor de coup van 11 april omdat Chávez op die dag zelf uit vrije wil afstand had gedaan van de macht en dus niet het slachtoffer was van een samenzwering of staatsgreep.
Volgens Chávez is het oordeel van de Hoge Raad de zoveelste poging hem uit het presidentieel paleis te verjagen. Het staatshoofd beschuldigde de rechters van partijdigheid en verzekerde zondag in een toespraak voor de televisie dat zijn revolutie voortgang zal vinden. Chávez waarschuwde dat degenen die zijn bolivariaanse beweging als verzwakt en verdeeld beschouwen, dadelijk bedrogen zullen uitkomen: „Zij zullen zowel in de eensgezinde bevolking als in de hechte krijgsmacht een formidabele tegenstander vinden”, aldus de Venezolaanse president.
De Hoge Raad baseerde zijn uitspraak op de verklaringen die Chávez aflegde tegenover bisschop Baltazar Porras, aan wie hij daags na zijn aftreden bekende na overleg met enkele politieke raadslieden en naar aanleiding van de groeiende straatprotesten het ambt te hebben neergelegd. De opperrechters verwierpen eveneens de aanklacht dat de vier hoge officieren de wet schonden door de president in hechtenis te nemen. Het vonnis stelt dat hier geen sprake van kan zijn omdat Chávez op het moment van zijn aanhouding al geen president meer was. De opperrechters gaven de militairen zelfs een pluim. Hun optreden zou hebben plaatsgehad in het kader van de bewaking van de openbare orde.
Het vonnis van de Venezolaanse Hoge Raad leest volgens rechtsgeleerden in Caracas eerder als een politieke stellingname dan als een gedegen juridisch document. Generaal Raúl Baduel, een specialist in het krijgsrecht, vroeg zich af wat er in de chaotische eerste helft van april dan wel is gebeurd wanneer het geen staatsgreep is geweest. „Wanneer de vrijgesproken officieren de wet niet hebben overtreden, wie is dan wel aansprakelijk te houden voor de breuk in de constitutionele orde? De conclusie van de Hoge Raad dat de president is afgetreden omdat hij dat zelf zo wilde, is op haar zachtst gezegd nogal vreemd”, aldus de militair.
De twee admiraals en twee generaals die door de Hoge Raad zijn vrijgesteld van vervolging voor hun dubieuze handelingen in april, hebben inmiddels de legerleiding gevraagd hen terug te laten keren in actieve dienst. De pleitbezorger van de militairen, René Buroz Arismendi, wees er zaterdag fijntjes op dat de wet onomwonden bepaald dat militairen in actieve dienst een functie toegewezen dienen te krijgen. „Mijn cliënten hebben het volste recht hun militaire loopbaan te hervatten op dezelfde positie als waaruit zij eertijds ten onrechte zijn verwijderd”, aldus de advocaat.
President Hugo Chávez liet vrijdag doorschemeren nog eerder het vonnis van de opperrechters aan zijn laars te lappen dan de vier militairen de functies terug te geven die zij volgens hem destijds misbruikten. „Ik laat mij niet voor aap zetten”, zo verzekerde de hevig verontwaardigde Chávez. Dat weerhield burgemeester Alfredo Peña van de hoofdstad Caracas er niet van zijn politiemacht te mobiliseren om een pro-Chávez-protestmars die op weg was naar het paleis van justitie, op te breken met liberaal gebruik van gummiknuppels en waterkanonnen.
De geruchtmakende vrijspraak van de militairen is slechts de eerste ronde van een mogelijke krachtmeting tussen de Hoge Raad en de president. Aangespoord door een snel groeiende groep van oppositieleiders, overwegen de opperrechters zich ontvankelijk te verklaren voor een aanklacht tegen Chávez wegens diens verantwoordelijkheden bij de rellen van april, die de dood van achttien mensen tot gevolg hadden.
De anti-Chávez-oppositie bundelde eerder dit jaar haar krachten in een brede beweging met de wat ongemakkelijke naam van Democratische Coördinatie (CD). Dit front bestaat uit een bontgekleurde verzameling groeperingen uiteenlopend van de Communistische Partij tot de Federatie van Industriëlen Fedecámaras. De CD-groep heeft inmiddels een aantal prominente advocaten bereid gevonden een aanklacht tegen de president te formuleren.
De scherpe polarisering van het politieke leven in Venezuela maakt normaal overleg tussen regering en oppositie vrijwel onmogelijk. President Chávez ziet in al zijn opponenten „coupplegers, raddraaiers en landsverraders”, terwijl leden van de oppositie het staatshoofd bestempelen als „een gevaarlijke dwaas” of erger.
De meer toegeeflijke Chávez van direct na de mislukte staatsgreep heeft opnieuw plaatsgemaakt voor de betweterige potentaat die geen tegenspraak duldt. Direct na de gebeurtenissen van april beloofde president Chávez nog te willen luisteren naar andersdenkenden en respect te tonen voor de wil van het Nationale Congres en de justitie. Maar die bereidwilligheid om enig respect te tonen voor de normen van de democratie is van korte duur gebleken. Alle na april in het leven geroepen overlegorganen en -instanties zijn inmiddels weer opgeheven of ontmanteld.
„Praten met elkaar is in het hedendaags Venezuela niet langer mogelijk en dat doet vrezen voor onze toekomst”, zo constateert voorzitter Carlos Hermoso van de Rode-Vlagpartij, een van de onderdelen van het CD-oppositiefront. De communistische voorman maakt er geen geheim van dat hij geweld niet schuwt om de regering-Chávez omver te werpen. „Elk middel heiligt dit doel”, aldus Hermoso, die niet alleen staat in zijn mening. Ook meer gematigde CD-partijen zeggen dat geweld noodzakelijk zal blijken om een einde te maken aan de heerschappij van president Chávez. „Keer op keer heeft deze president bewezen dat hij zich niet laat sturen door de wet, maar alleen door zijn eigen wil. Chávez ruïneert ons land niet alleen in economisch opzicht, hij draagt ook onze eertijds solide democratie ten grave. Het is de plicht van elke Venezolaan om hiertegen op te treden”, zo vindt Fedecámaras-voorzitter Carlos Fernández.