„Vaccinatie leidt niet tot autisme”
DEN HAAG - Aanwijzingen uit Brits onderzoek in 1998 dat vaccinatie tegen bof, mazelen en rodehond (BMR-prik) kan leiden tot autisme, zijn niet hard te maken.
Dat constateert de Gezondheidsraad in een donderdag verschenen advies. Na 1998 is veel onderzoek gedaan naar een mogelijk oorzakelijk verband tussen de BMR-vaccinatie en autisme. Dat heeft echter geen aanwijzingen opgeleverd dat de BMR-prik inderdaad tot autisme kan leiden. Tien van de twaalf auteurs hebben hun interpretatie van de gegevens uit 1998 inmiddels ingetrokken, zo meldt de Gezondheidsraad.De Britse onderzoekers rapporteerden destijds over acht kinderen bij wie in de periode na hun vaccinatie autisme werd vastgesteld. In Engeland leidde dat tot een aanzienlijke daling van de vaccinatiegraad voor bof, mazelen en rodehond. Dat leidde tot enkele uitbraken van mazelen. In diverse landen werden vervolgens studies opgezet. In geen van die onderzoeken bleek een verband tussen BMR-vaccinatie en autisme.
De resultaten van één onderzoek maken het volgens de Gezondheidsraad zelfs zeer onwaarschijnlijk dat zo’n verband zou bestaan. In Japan werd de BMR-prik in de stad Yokohama in 1988 vrijwel stopgezet vanwege vermeende bijwerkingen. Terwijl de vaccinatiegraad daalde van 70 naar 2 procent, bleef het aantal gediagnosticeerde gevallen van autistische stoornissen juist stijgen, net zoals dat in andere landen gebeurt.
Het is overigens nog onduidelijk of die algemene stijging betekent dat er meer ziektegevallen zijn. De toename kan volgens de Gezondheidsraad ook te maken hebben met verbeterde diagnostiek en verbreding van de definitie van autisme.
De BMR-prik wordt gegeven aan kinderen vanaf van veertien maanden.