Student niet gebaat bij nieuwe indeling
In het hoger onderwijs moet meer variatie komen dan alleen maar hbo-instellingen en universiteiten. Daarvoor pleitte Sijbolt Noorda, de nieuwe voorzitter van de universiteitenvereniging VSNU eerder deze week. Prof. dr. F. A. van der Duyn Schouten reageert.
Met de intrede van de bachelor-masterstructuur heeft de internationalisering in het Nederlands hoger onderwijs een fikse duw in de rug gekregen. In de opleiding van jongelui die geacht worden leidinggevende posities in de maatschappij te gaan bekleden mag een internationale oriëntatie tegenwoordig niet ontbreken. Een halfjaar studeren aan een buitenlandse universiteit draagt aan die oriëntatie weliswaar bij, maar kan niet langer als toereikend worden gezien. Voordat de student goed en wel gesetteld is, zijn de zes maanden om en van een onderdompeling in een andere cultuur is dan ook nauwelijks sprake.Daarom halen universiteiten en hogescholen de laatste jaren in toenemende mate buitenlandse studenten naar hun eigen campus, zodat de Nederlandse studenten ook hier ter plekke in de collegezaal en in werkgroepen onontkoombaar met meerdere nationaliteiten en culturen worden geconfronteerd. ”Internationalisation at home”, noemen we dat.
Verre oorden
Dientengevolge kan men tegenwoordig in allerlei verre oorden vertegenwoordigers van Nederlandse universiteiten en hogescholen tegenkomen, die uitgezonden zijn om studenten aldaar te interesseren voor een studie in Nederland. En als je ver van huis bent, dan neem je het soms minder nauw dan thuis. Verschillende Nederlandse hogescholen presenteren zich in het buitenland als ”university”, met als verontschuldiging dat internationaal het verschil tussen een universiteit en hogeschool nu eenmaal lastig is uit te leggen. Op deze manier heeft Nederland binnen de landsgrenzen nog geen twintig universiteiten, maar buiten de grenzen meer dan vijftig. Over transparantie gesproken.
Omdat Sijbolt Noorda, de voorzitter van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten, verwacht dat de ambities van de hogescholen op dit punt moeilijk in te tomen zal zijn, heeft hij recentelijk voorgesteld om het onderscheid tussen universiteiten en hogescholen onderling verder te verfijnen. Naar Amerikaans voorbeeld zouden acht of negen verschillende categorieën van instellingen van hoger onderwijs in Nederland moeten worden onderscheiden. Zijn agenda is daarbij helder: geef de hogescholen de ruimte zich universiteit te noemen, maar dwing hen wel erbij te vertellen dat ze geen universiteit in de strikte zin van het woord zijn, omdat er geen wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan.
Snel gemaakt
Wie van deze oplossing ook wijzer moge worden, de aankomende student waarschijnlijk niet. Het valt mij altijd weer op hoe goed buitenlandse studenten, alvorens tot een studiekeuze te komen, zich oriënteren op de verschillende mogelijkheden die Nederland te bieden heeft. Merkwaardig genoeg zijn studenten uit China en Zuid-Amerika vaak beter geïnformeerd over de verschillen tussen Nederlandse universiteiten dan hun Nederlandse studiegenoten.
Een classificatie van Nederlandse universiteiten is overigens snel gemaakt. Allereerst hebben we de ”oude vier”: Leiden, Groningen, Utrecht en Amsterdam: vier universiteiten met een eerbiedwaardige leeftijd van enkele eeuwen en een onderwijsaanbod dat nagenoeg alle denkbare studierichtingen omvat.
Dan zijn er twee ”jonge klassieken”, de Vrije Universiteit en de Radboud Universiteit Nijmegen, die ook een algemeen aanbod hebben, maar in leeftijd pas rond de honderd jaar schommelen.
Verder hebben we de drie technische universiteiten, in Delft, Twente en Eindhoven, Wageningen Universiteit en -voor het afstandonderwijs- de Open Universiteit in Heerlen.
Dan zijn er nog de drie gespecialiseerde universiteiten van Rotterdam, Maastricht en Tilburg, alle drie jonger dan honderd jaar en gespecialiseerd in de mens- en maatschappijwetenschappen en medicijnen.
Tenslotte zijn er de theologische universiteiten van Apeldoorn, Kampen en sinds kort de Protestants Theologische Universiteit. Laat ik ook de Universiteit voor Humanistiek niet vergeten. Ziedaar een fraaie classificatie in acht categorieën van het Nederlandse universitair bestel. Voor het hbo is ongetwijfeld zonder veel moeite een soortgelijke indeling te maken. De prangende vraag blijft echter: Wordt iemand hier wijzer van?
Keuze
Middelbare scholieren uit havo 4 of vwo 5 die zich oriënteren op een studierichting, doen er goed aan zich allereerst af te vragen waarin ze echt zijn geïnteresseerd, wat ze leuk vinden of waartoe zij zich aangetrokken of misschien zelfs geroepen voelen. Er is tegenwoordig materiaal in overvloed om hen in dit keuzeproces te ondersteunen.
Bovendien staan veel raadgevers in school en familie voor hen klaar om hen mede van advies te dienen en ook universiteiten en hogescholen beschikken over professionele voorlichters. Aan informatie is derhalve geen gebrek en ik vrees dat een classificatie van Nederlandse universiteiten en hogescholen hieraan nauwelijks iets zal toevoegen.
Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van iedere Nederlandse instelling voor hoger onderwijs om zich in binnen- en buitenland op een verantwoorde, betrouwbare en geloofwaardige manier te presenteren. Als hogescholen zich zo nodig als universiteiten willen presenteren in het buitenland, laten ze dat dan vooral doen, maar laten ze daarbij ook bedenken dat teleurgestelde studenten de slechtst denkbare reclame voor een instelling voor hoger onderwijs vormen.
De auteur is rector magnificus van de Universiteit van Tilburg.