Nederland bol van sociaal kapitaal
De intellectuele dechristianisering is de afgelopen decennia in Nederland succesvol geweest. Een vorm van collectief intellectueel geheugenverlies heeft vervolgens geleid tot desoriëntatie. Het is tijd om de schijnwerper te zetten op de sociaal-politieke betekenis van de christelijke traditie in Noordwest-Europa, stelde dr. Govert Buijs zaterdag in een essay in NRC Handelsblad. Enkele fragmenten hieruit.
Onwennig kijkt Nederland hoe nu wordt gewerkt aan een christelijk-sociaal kabinet, een VU-kabinet wellicht. Vorige maand wijdde een WRR-rapport zo’n 500 pagina’s aan de publieke betekenis van religie. Wat kan dit in vredesnaam betekenen? Wat is “christelijk-sociaal” voor raars? Geen ijsje op zondag?De bevreemding toont hoe succesvol in Nederland de afgelopen decennia de intellectuele dechristianisering geweest is. Een vorm van collectief intellectueel geheugenverlies heeft het christendom vernauwd tot kruistochten, inquisitie, godsdienstoorlogen en, klap op de vuurpijl, verzuiling.
Dit leidt -zo gaat dat met geheugenverlies- tot desoriëntatie. Men heeft geen helder besef meer van herkomst, aard en belang van leidende waarden. Nu zijn uiteraard ook andere waardencomplexen invloedrijk geweest, zoals “Hellas” en “Rome”. Waarden kunnen ook gedeeld worden door meerdere tradities of van de ene traditie in de andere overgaan. Dat moge waar zijn, het is nu weer tijd de schijnwerper te zetten op de sociaal-politieke betekenis van de christelijke traditie in Noordwest-Europa - “terra incognita”.
Waardencoalitie
Christelijk-sociaal denken wortelt in de vroegchristelijke ontdekking dat agapè, liefde -en niet noodlot, blind geluk of strijd- het kloppend hart van het universum is. God doet, God geeft, God ís agapè. Vanuit deze oriën tatie droegen christenen bij aan ‘het publieke domein’, vooral door zorg voor vreemdelingen, armen, wezen, zieken. De christelijke gemeenschapsvorming die hierop volgde is van grote betekenis geweest voor de westerse cultuur. Allereerst in de kloosters, maar later in de op een vergelijkbare leest geschoeide middeleeuwse steden werd een ‘waardencoalitie’ gesmeed: vrijheid (“stadslucht maakt vrij”), gelijkheid en onderlinge zorg waren hiervan de centrale ingrediënten.
Het is deze christelijk geïnspireerde waardencoalitie die sindsdien een soort magnetisch punt vormt binnen de sociaal-morele infrastructuur van de Noordwest-Europese samenlevingen: linksom of rechtsom trekt men er steeds weer heen.
Wezenlijk voor het functioneren van deze coalitie was het besef van feilbaarheid, de mogelijkheid tot boete en het verkrijgen van vergeving. Waar deze boetecultuur wegvalt, slaat dit samenlevingsmodel uit zijn voegen: zucht naar materieel gewin, utopisch denken, regenteske heerszucht of individualisme (en allerlei combinaties hiervan) krijgen dan vrij spel, als duistere schaduwen van de waardencoalitie.
Uitholling
Het is precies dit besef van de menselijke feilbaarheid dat sinds de 18e eeuwse Verlichting zwaar onder vuur komt te liggen. De duistere schaduwen ontwikkelen zich tot grootse ideologieën die elk op eigen wijze het genoemde samenlevingsmodel opblazen. Eigenlijk is alleen het christelijk-sociaal denken in staat geweest de integrale logica van het burgerlijke samenlevingsideaal te doordenken. De sinds de achttiende eeuw beschikbare alternatieven als liberalisme en marxisme leiden tot uitholling van het sociaal kapitaal dat nodig is voor het functioneren van de burgerlijke samenleving. Het christelijk-sociaal denken ziet de mens niet als “homo economicus”, maar als “homo socialis”. Elk mens functioneert in en draagt verantwoordelijkheid voor een aantal verschillende relaties tegelijk: man-vrouw, ouder-kind, met medeburgers, handelsrelaties, verenigingen et cetera. Maar daartoe dient men allereerst wel individu te zijn, of beter: persoon, met een eigen status en ook eigen, bescheiden, bezit.
Het mensbeeld van het christelijk-sociaal denken is echter niet naïef optimistisch. De burger is vaak ook een “homo asocialis”. Agape -liefde, een kracht die een gemeenschap in het leven roept en die ieder mens, mét de individuele eigenheid, uitnodigt tot participatie op voet van gelijkwaardigheid- is geen natuurverschijnsel. Daarom zijn er wetten, regels, controle. Daarom nemen we politieke maatregelen om het sociale te stimuleren en het asociale te ontmoedigen - zonder als staat de verantwoordelijkheid van mensen af te nemen. Het is een delicate balanceeract, maar wezenlijk voor de burgerlijke cultuur.
De sociaaldemocratie heeft zich mettertijd ontwikkeld tot kritisch geweten van het burgerlijke samenlevingsideaal, gericht op brede participatie. De sociaaldemocratie werd een van de pijlers onder de burgerlijke waardencoalitie.
Wat de kiezer wil, lijkt opmerkelijk samen te vallen met het burgerlijke samenlevingsideaal. Nederland hervindt zich na de antiburgerlijke stormvloed. De politiek geeft echter niet thuis, omhelst het marktliberalisme en benadert de burger vrijwel uitsluitend als “homo economicus”.
Solidaire samenleving
Noch het liberalisme, noch het (klassieke) socialisme, noch een christendemocratie die zich op neoliberaal sleeptouw laat nemen, kan begrijpen waarom in opiniepeilingen in Nederland de laatste jaren consistent waarden en normen als het belangrijkste issue uit de bus komen; waarom mensen in groten getale een meer solidaire samenleving verkiezen boven loonsverhoging; waarom mensen beroepseer hebben en daarom hun werk niet alleen gemeten willen zien in termen van kwantitatieve indicatoren; waarom mensen hun samenleving willen zien als een gedeelde morele aspiratie.
Dit was precies een van de achtergronden van de Fortuynrevolte. Hij liet zien dat de sociaal-morele infrastructuur van een samenleving vaak belangrijker is voor mensen dan het ene procentje meer in de portemonnee. Na paars snakte het land naar nieuwe ideologische oriëntatie, naar een antwoord op de vraag wat Nederland is, wil zijn en waarom. Zolang die vragen niet beantwoord worden, regeren angst en onzekerheid; kan men geen nieuwkomers op een enigszins normale manier ontvangen (en zoekt men de eigenheid in trivialiteiten als cadeautjes op verjaardagen, hoofddoekjes en handen schudden); kan men geen heldere relaties aangaan met andere landen (zie het debacle rond het Europese constitutioneel verdrag).
Teleurstelling
De recente verkiezingsuitslag lijkt mij vooral uitdrukking van de teleurstelling van de kiezer over de halfhartige wijze waarop de kabinetten-Balkenende de overgang van het paarse economistische register (opgetuigd met enige individuele, immateriële rechten) naar een cultureel register (een samenlevingsideaal in termen van gedeelde en individuele verantwoordelijkheden) heeft volbracht. Het beleid werd vrijwel uitsluitend in economische termen gerechtvaardigd.
Los daarvan kwam er zo nu en dan een aantal zinnen over fatsoen (begeleid door schampere kreten als “tegeltjeswijsheden”). Noch de premier, noch zijn kabinet, noch zijn partij leek echt te beseffen dat een morele herijking nodig is, niet alleen van omgangsvormen, maar ook van de wijze waarop de samenleving zichzelf definieert en van de wijze waarop beleidsbeslissingen worden gerechtvaardigd en beleidsprioriteiten worden gesteld.
De coalitie die nu in voorbereiding is, lijkt goed geëquipeerd om een nieuw burgerlijk samenlevingsideaal te formuleren. Het nieuwe kabinet kan een soort deltaplan sociaal kapitaal opstellen. Van allerlei beleidsbeslissingen zal niet alleen gekeken moeten worden naar economische efficiency, maar ook naar implicaties voor de vorming dan wel afbraak van sociaal kapitaal. Kunnen mensen zich door een bepaalde maatregel meer betrokken voelen bij hun wereld, of juist minder? Wordt door een maatregel geappelleerd aan de inhoudelijk-morele motivatie van mensen of wordt die daardoor juist gefrustreerd?
Nederland is geen gidsland meer, maar een onzeker provinciaals muurbloempje in een wereldstad. Daar is weinig reden voor. Wereldwijd is een zoektocht gaande naar werkbare vormen van “social capitalism” waarbij de markt kan functioneren als een ruimte voor creativiteit en ondernemingszin, maar tegelijk is ingekaderd in mentale en legale solidariteitsstructuren. Al jaren werkt Nederland, een kernland van het Rijnlands kapitalisme, precies hieraan. Het is een land dat nog immer barst van sociaal kapitaal. Een land waarvan gezegd kan worden -niet vanwege de VOC, hufterige omgangsvormen of een procentje meer groei dan Europees gemiddeld, maar vanwege de magnetische kracht van de presentie van een burgerlijke waardencoalitie, inclusief de bijbehorende compromissen en stroperigheid (met naar keuze André van Duin of Ida Gerhardt): dit is een land om lief te hebben, bitter, bitter lief te hebben.
De auteur is docent sociale en politieke wijsbegeerte aan de faculteit der wijsbegeerte van de Vrije Universiteit en coördinator van het internationale masterprogramma Christian Studies of Science and Society.