Tussen gaspedaal en rempedaal
Hij sprak in een theater in Weert voor 300 steenrijke beleggers. Wat deed dr. Kees Boele? „Ik citeerde uit Spreuken. Deze tekst: „Een goede naam is verkieslijker dan veel rijkdom.” En deze: „Beter een weinig in de vreze des Heeren dan een grote schat met onrust daarbij.” Ik vroeg: „Bent u ook zo onrustig over uw belegd vermogen?” Doodse stilte. Je verwacht het niet, maar ook mensen in seculiere kring hongeren naar wijsheid.”
Wat is hij: Econoom? Filosoof? Of allebei? Dr. C. P. Boele, voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), kiest voor het laatste. „Economie is de zakelijke, filosofie de beschouwelijke kant van mijn bestaan. De zakelijke, ondernemende kant kreeg ik van mijn moeder mee. Zij is van huis uit gereformeerd en van Amsterdamse komaf. Mijn vader, hervormd, had een meer Alblasserwaardse, beschouwende inslag, hoewel hij ook in het bedrijfsleven werkte.” Met een brede lach: „Ik heb als het ware met twee pedalen te maken: een gereformeerd gaspedaal en een hervormd rempedaal. Eigenlijk bevalt me dat best.”Deze week hekelde Boele in zijn nieuwjaarstoespraak voor de CHE „de vergaande verzakelijking” in het onderwijs. „We hebben het tegenwoordig over het onderwijs als product, over de student als klant, over concurrentie tussen scholen, over marktwerking en kwaliteitssystemen. Ik zat laatst op een congres waar ook in deze termen over onderwijs werd gesproken. Toen ik daar een kritische opmerking over maakte, keken collega-bestuurders meewarig mijn kant uit. Bovendien werd mijn opmerking snel door de voorzitter afgeserveerd. Ik schrik van zo’n reactie.”
Ook al vraagt een grote onderwijsinstelling als de CHE om een zakelijke aansturing, een school mag nooit een bedrijf worden, stelt Boele nadrukkelijk. „Onderwijs gaat niet in de eerste plaats over cijfers, getallen en opbrengsten, maar over hoofd, hart en handen. Over relaties. Over vorming. Ik heb bij de laatste verkiezingen de programma’s van de aan ons verwante partijen -CDA, CU en SGP- eens nagelezen op hun onderwijsvisie. Ik vind die hoofdstukken nogal flets. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar mensen met een onderwijshart zouden eigenlijk SP moeten stemmen. Bij die partij vind ik wel een visie die nadrukkelijk aandacht vraagt voor de vormende waarde van onderwijs.”
Ondanks zijn zorgen ziet de CHE-topman in zijn functie als bestuurder tekenen van hoop. „Na een periode van overdreven aandacht voor de ratio komt er weer ruimte voor het gevoel, voor de intuïtie. Managers krijgen tegenwoordig te horen dat ze vooral op de zachte kant van hun organisatie moeten sturen. Dan gaat het om zaken als sfeer, cultuur, communicatie, onderlinge omgang.
Wij mensen doen veel dingen op onze intuïtie. We hebben een gevoel bij de mensen met wie we omgaan, we schatten voortdurend situaties in en bepalen vervolgens onze reactie. Nogal wat organisaties zijn gebaseerd op wantrouwen. Daarom moet er zo veel op papier worden vastgelegd. Werken aan onderling vertrouwen in een organisatie heeft meer effect. Als mensen een gezamenlijke missie hebben, zijn er minder waakhonden nodig.”
Kees Boele (45) is de oudste uit een gezin van vijf kinderen. Hij groeide op in Alblasserdam, deed het atheneum in Papendrecht, ging naar het Basisjaar van de Evangelische Hogeschool (EH) in Amersfoort en studeerde vervolgens economie aan de Erasmus Universiteit en filosofie aan de VU. „In Amsterdam kwam ik in aanraking met de gereformeerde filosoof prof. dr. C. A. van Peursen, een buitengewoon inspirerend figuur. Hij gaf college op vrijdagmiddag, niettemin zat de zaal altijd vol.
Van Peursen vertelde boeiende verhalen en leerde je als student vragen te stellen. Mede door zijn colleges ben ik nu een tegenstander van volledig vraaggestuurd onderwijs, de hype van tegenwoordig. Hoe kunnen leerlingen en studenten de juiste vragen stellen als ze niks van de inhoud weten? Een goed leerstofaanbod gaat aan vraaggestuurd onderwijs vooraf.”
Voordat Boele aan de CHE kwam werken, deed hij brede ervaring op in zowel het onderwijs als het bedrijfsleven. „Ik begon als docent op de heao in Breda en werkte daar veertien jaar onder de heidenen. Een uitstekende ervaring.”
In 1998 trad Boele in dienst bij Twijnstra Gudde, een gerenommeerd adviesbureau. „Daar was ik vooral actief in het onderwijs en het bedrijfsleven. Ik leerde er in korte tijd veel waar ik nog steeds profijt van heb. Toch kleefde er een belangrijk nadeel aan deze baan: de balans tussen werk en privé raakte zoek. Ik was in die tijd ook ouderling van de hervormde gemeente in Sliedrecht en zat op huisbezoek nog aan het werk te denken. Op een verjaardag was ik wel fysiek, maar niet mentaal aanwezig. Mijn gezin leed eronder en ikzelf ook. Ik zat intellectueel op te drogen en had nauwelijks tijd om een goed boek te lezen.”
„Vrij pardoes” stapte Boele op. „Rationeel was het een domme beslissing, want mijn marktwaarde in de adviessector steeg, zoals dat heet.” Boele keerde terug naar het onderwijs, de Hogeschool Brabant, waar hij eerst alleen lesgaf en later een managementfunctie kreeg. „In die tijd ben ik begonnen met lezingen. Over vragen als: Waarom leef je? Wat doet geld met je? En dat meestal voor beleggers, voor zakenlui. Ik noemde in die lezingen altijd Bijbelteksten. Bijvoorbeeld uit de Spreuken van Salomo, een prachtig handboek voor beleggers. Altijd kreeg ik positieve reacties. Soms emotionele. Je verwacht het niet, maar ook mensen in seculiere kring hongeren naar wijsheid.”
In 2002 zocht het bestuur van de CHE een nieuwe topman als gevolg van het vertrek van drs. Maarten Burggraaf. Boele las de advertentie: „Ik had direct een aha-erlebnis. De gevraagde competenties waren een optelsom van mijn ervaring tot dat moment.”
Dacht u niet: Ik ga de heidenen verlaten en mezelf opsluiten in een christelijke organisatie?
„Nee, want ik heb me direct voorgenomen: Als ik het word, wil ik het goud van Ede vruchtbaar maken voor de samenleving. Ik ben er namelijk diep van overtuigd dat de Bijbel, vertaald in het christelijk geloof, hét antwoord biedt op de vragen van onze samenleving. Alle andere antwoorden zijn humbug, alleen maar bedoeld om ons lege bestaan op te vullen. Denk aan Augustinus: „Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U.” Alleen de Bijbel heeft werkelijk betekenis. Het is mijn ambitie om vanuit mijn positie als CHE-bestuurder dit geluid te laten horen en van daaruit jonge mensen op te leiden.”
Zijn er meer bestuurders die zoals u bezig willen zijn?
„Ja. Daarbij heb ik vooral respect voor christenbestuurders in een niet-christelijke omgeving, zoals Rein Willems, directievoorzitter van Shell Nederland. Ik zit ook in een netwerk van dit soort directievoorzitters. Vaak doen ze in stilte hun werk, maar zijn ze bewust bezig met de verspreiding van de Bijbelse boodschap in hun omgeving. Ik geloof niet meer zo in christelijke leiders. Het corpus christianum heeft definitief zijn tijd gehad. De meeste mensen in ons land kennen Lucas Bols beter dan Lucas 2. Christenen zijn een minderheid geworden en moeten hun grote broek uittrekken. Minder pretentie, meer presentie, dat is de opdracht vandaag.”
Hoe krijgt die missie gestalte op de CHE?
„Door docenten die ervoor gáán. Die meer doen dan er van hen wordt verwacht. Die twee mijlen met de studenten meegaan in plaats van één. De CHE komt voor de derde keer op rij als beste hogeschool uit de bus in de Keuzegids Hoger Onderwijs. Welk onderdeel wordt het hoogst gewaardeerd? De kwaliteit van de docenten. Daar is veel mee gezegd. Niet het gebouw, niet het geld, niet het lesmateriaal, maar de man of vrouw voor de klas maakt uiteindelijk het onderwijs. De medewerkers zijn ons goud.
En dat koppelen we aan kleinschaligheid. We zitten nu op 4000 studenten, maar de groei gaat nog steeds door. We hebben gezegd: bij 5000 stoppen we. Anders past onze omvang niet meer bij onze formule. Studenten ervaren onze hogeschool nu nog als een thuis, omdat er persoonlijke aandacht voor ze is. Dat willen we zo houden.”
„Uit recent SCP-onderzoek blijkt dat de betekenis van het gezin, de kerk, de vereniging afneemt. Er wordt steeds minder met elkaar gesproken. Misschien moeten we dat daarom juist op school meer doen. Bewust spreken met jongeren over de betekenis van het christelijk geloof: voor henzelf, maar ook voor hun toekomstige beroepsuitoefening. In de hoop dat ze dat straks zullen uitdragen in hun werkomgeving.”
Wat is volgens u goed onderwijs?
„Niet de student centraal, niet de docent, maar de pedagogische relatie tussen die twee. Jezus sprák met mensen. Zijn onderwijs was niet vraaggestuurd, want niemand zat op Zijn boodschap te wachten. Het was eigenlijk puur aanbodgericht, maar wel ingekaderd in het gesprek met mensen. Natuurlijk kunnen we dit niet letterlijk overnemen. Daarom maken we op de CHE een vertaalslag. Ons onderwijs is in het begin vooral aanbodgericht. Dat betekent dat studenten hier dingen moeten leren waar ze niet om vragen, maar die wij belangrijk vinden voor hun opleiding en vorming. Pas daarna gaan we over op een vraaggerichte manier van werken.”
De CHE wil een orthodox-christelijke school zijn, maar voert tegelijk een breed toelatingsbeleid. Zowel evangelische als oud gereformeerde studenten zijn welkom. Geeft dat problemen?
„Als ik ernaar informeer bij docenten en studenten herkennen ze de vraag, maar velen zeggen tegelijk: „Die brede achterban is vooral een probleem van buitenstaanders; op school gaan we goed met elkaar om.” Dat is ook mijn ervaring als bestuurder.
Laatst nog had ik een gesprek hierover met een aantal studenten. Ze vormden een dwarsdoorsnede van de CHE. De brede achterban bleek meer mijn probleem dan hun probleem te zijn. Jongeren zien natuurlijk best wel de verschillen in geloofsbeleving tussen evangelische en reformatorische christenen. Toch kunnen ze in de regel goed met elkaar overweg. Overigens heb ik dat zelf ook zo ervaren toen ik het EH-Basisjaar deed.”
Toch zal een deel van de studenten moeite hebben met de praiseavonden op de CHE, het zingen van Opwekkingsliederen tijdens de dagopening of een toneelstuk op de schoolavond.
„Als je uit de Gereformeerde Gemeenten komt, begrijp ik die moeite. Daarom is het belangrijk dat deze studenten identificatiefiguren op onze hogeschool hebben; docenten die dezelfde moeite hebben.
Aan de andere kant horen evangelischen wel tot de achterban van de CHE. Ze zijn ook vertegenwoordigd in de raad van toezicht. En laten we eerlijk zijn: we kunnen als reformatorische christenen best leren van evangelischen. Ik denk aan hun vrijmoedigheid om te getuigen, hun blijdschap en dankbaarheid in het geloof. Misschien zijn wij gereformeerden wel eens wat erg gereserveerd in deze dingen. Niettemin deel ik de vrees voor evangelicalisering zoals die zich in de brede gereformeerde gezindte voordoet. Mede daarom hebben we als hogeschool op 29 januari weer een bezinningsbijeenkomst over onze identiteit.”
De CHE probeert „overtuigend anders te zijn”, zegt u nogal eens. Waaruit blijkt dat?
„Door niet klakkeloos achter allerlei onderwijsvernieuwingen aan te hollen en er geen dikke handboeken en dure kwaliteitssystemen op na te houden. Verder is het hier geen vraaggestuurd circus. Zo van: u vraagt, wij draaien.”
„Ik zou onze missie willen typeren met drie trefwoorden: relatie, inhoud en verantwoordelijkheid. De relatie heeft twee componenten: vanuit God tot de mens, en van mens tot mens. De inhoud moet goed zijn, juist bij een christelijke instelling. Een christelijke bakker stopt extra krenten in zijn brood. Zo moet onze onderwijskwaliteit meer zijn dan het gemiddelde. Tenslotte leren we onze studenten hun verantwoordelijkheid te nemen: als christen en als beroepsbeoefenaar.”
Waarin probeert u zelf overtuigend anders te zijn?
„Door veel vertrouwen en ruimte te geven aan medewerkers, door het CHE-geluid onomwonden uit te dragen, door geen politieke spelletjes te spelen. Maar ook door tijd uit te trekken voor een gesprek met een conciërge of een student die een probleem heeft. Ik mag me daar als bestuurder niet te goed voor voelen. Ik ben als mens immers net zo afhankelijk van Gods genade als degene tegenover me.”
En verder?
„Door mezelf een bepaalde ascese op te leggen. Het is in de hbo-wereld vrij normaal om als bestuurder een bonus op je salaris te krijgen. Ik zie daar bewust van af. Wat op de CHE telt, is niet in geld uit te drukken.”
U kreeg eind vorig jaar in korte tijd VVD-leider Rutte en premier Balkenende op bezoek en minister Van der Hoeven sprak een videoboodschap in bij een van uw jubilea. Wat vinden zij van de CHE?
„Balkenende was vooral onder de indruk van de combinatie identiteit en kwaliteit. Rutte zei: „Je proeft de sfeer.” Van der Hoeven waarschuwde ons voor twee valkuilen: gettovorming én verwatering. Haar boodschap sprak me bijzonder aan.”
Religie mag weer in het publieke domein. Heeft de CHE de wind daarom mee?
„Ik heb daar ambivalente gevoelens bij. Aan de ene kant is er meer ruimte gekomen om over levensbeschouwing te spreken, aan de andere kant neemt het venijn tegen christelijk geloof toe. Denk aan de voortdurende aanvallen op de vrijheid van onderwijs. Het vanzelfsprekende middengebied ebt weg. Ik zie daarin een bevestiging van het Bijbelwoord dat het Evangelie een dwaasheid, een ergernis is, of een kracht Gods.”
Wat zijn de toekomstplannen van de CHE?
„We zijn bezig met de realisering van een campus bij de hogeschool om de doorgaande groei op te vangen. Daarbij willen we in bakstenen laten zien wie we zijn. We denken aan een stiltecentrum waar docenten en studenten zich kunnen terugtrekken, bijvoorbeeld bij ingrijpende gebeurtenissen als een sterfgeval. We willen in de mediatheek een kennisloket inrichten, waar mensen van binnen en buiten de school terechtkunnen voor informatie over bijvoorbeeld de christelijke kerkgeschiedenis. Verder willen we een Grand Café en een ruimte waar studentenverenigingen kunnen vergaderen. De CHE moet meer dan een hogeschool worden: een plek waar studenten zich ook buiten de lessen om thuisvoelen en een echt kenniscentrum.”
Is het, mede gezien de groei, tijd voor een tweede vestiging ergens in het land?
„We zijn bezig geweest in Gouda. De wethouder van Onderwijs was enthousiast en ook onze zusterschool, Driestar educatief, had geen bezwaar, omdat we zonder de pabo wilden komen. Maar we werden in Gouda het slachtoffer van liberalisme. Het college van B en W wilde geen tweede christelijke hogeschool in de stad. Onthutsend.”
Op uw kamer hangt een portret van de in 1956 overleden hervormde theoloog Oepke Noordmans. Het is zo sterk uitvergroot, dat hij wel een bijzondere betekenis voor u moet hebben.
„Noordmans hield ooit aan de VU een lezing over de algemene genade. Hij constateerde bij Kuyper twee lijnen: door Gods algemene genade gaat de zon op over bozen en goeden en wordt de mens weerhouden van grote zonden. Bij de vrijgemaakte Schilder zag hij alleen nog maar de eerste lijn: algemene genade wordt algemene roeping. Daar heeft Noordmans ernstig tegen gewaarschuwd. Hij zei: De eeuwigheidsschroom wordt er op die manier uitgehaald, de rem gaat eraf. Noordmans pleitte voor ernst en eenvoud in levensstijl. Dat spreekt mij in hem aan.”