Hellebroeks nieuwjaarsadvies blijft actueel
„Ik wil zeggen, gaat en zet u alle dagen neer in een heilige en stille afzondering om (…) in ernst uw bedenking te maken. Een rechte boekhouder brengt alles tot zijn rechte dag en datum. Zo moet gij ook doen om geen verwarde rekening te krijgen. Gaat er ’s morgens toe zitten om te overleggen wat gij die dag te doen hebt en ’s avonds om na te denken wat gij gedaan hebt.”
Dit advies gaf ds. Hellenbroek zijn gemeente mee op 1 januari 1714 aan het slot van zijn preek. De predikant van Rotterdam riep met deze woorden de aanwezigen op tot reflectie en evaluatie. Deze activiteiten, die tegenwoordig bij iedere opleiding een belangrijke plaats innemen, hebben dus al oude papieren.Het is niet verwonderlijk dat in deze tijd, die gekenmerkt wordt door onder meer een sterke versnelling van veel facetten van het leven, speciale aandacht wordt besteed aan reflectie en evaluatie. Velen hebben namelijk het gevoel dat ze geleefd worden. De goed gevulde agenda waarin tal van verplichtingen zijn genoteerd en de snelle ontwikkelingen bepalen grotendeels het doen en laten van veel mensen. Daardoor is er geen of te weinig tijd voor bezinning en reflectie. Vaardigheden die te maken hebben met reflectie, voorzien duidelijk in een behoefte. Mensen worden als het ware gedwongen om van tijd tot tijd stil te staan bij en na te denken over wat ze doen.
Dimensie
Voor Hellenbroek, die in een veel rustiger tijd leefde, hadden reflectie en evaluatie een diepere dimensie. Ze stonden in het teken van de verantwoording die ieder mens verschuldigd is aan God Zelf. Daarom had hij de tekst voor de nieuwjaarspreek ontleend aan Lukas 16:2b: „Geef rekenschap van uw rentmeesterschap.”
De opdracht om iedere morgen na te denken over wat de plannen zijn voor die dag en om ’s avonds terug te blikken met de vraag wat er werkelijk gedaan is en hoe het gedaan is, had voor Hellenbroek betrekking op alle aspecten van het leven.
Hij somt vijf groepen mensen op met diverse taken. „Sommigen hebben een rentmeesterschap in de politiek. Een andere groep heeft een taak in de kerk. Hun rentmeesterschap gaat „over het Woord van God, over Sacramenten, over de sleutelen van het Hemelrijk, over de ziel der mensen, over goederen der armen.”
Leraren, professoren, pedagogen, schoolmeesters en vrouwen zijn de dierbare bezorging van de jeugd, de bewaring en voortplanting van de Waarheid aanbevolen.”
Als vierde groep noemt hij vaders en moeders, heren en vrouwen. Zij hebben een rentmeesterschap in de families, in het bestuur en de verzorging van de huisgenoten. Ten slotte wijst Hellenbroek op degenen die zich bezighouden met koopmanschap, ambachtelijk werk en andere werkzaamheden. Zij hebben de opdracht „om alles naar getrouwheid en rechtvaardigheid te behandelen.”
Uitkopen
De taken van deze vijf groepen zijn verschillend. Iedere groep heeft zijn eigen specifieke verantwoordelijkheden. Er zijn daarnaast zaken die voor ieder gelijk zijn. Ieder mens is, welke taak hij ook heeft, verantwoordelijk voor de manier waarop hij bijvoorbeeld de geschonken tijd besteedt. Dat moet op een goede manier gebeuren. Hellenbroek noemt dat, met een verwijzing naar onder meer Efeze 5:16, de bekwame tijd uitkopen. Ook het „rentmeesterschap omtrent geestelijke goederen van de ziel” hoort bij de verantwoordelijkheden die voor ieder mens gelden. Volgens Hellenbroek vallen in die categorie het verstand, de wil, de hartstochten, het geheugen, de welsprekendheid, de wijsheid en de geleerdheid.
De rode draad in de preek is het rentmeesterschap. Dit is iets anders dan eigenaarschap. De Heere is Eigenaar van alles, de mens is rentmeester. Hij heeft de taak om goed met de hem tijdelijk toevertrouwde zaken om te gaan. Die wetenschap stemt tot bescheidenheid en dienstbaarheid. Het gaat hierbij niet in de eerste plaats om de vraag „wat u lust, maar wat de wil is van uw Heere.” Die is bepalend en moet het uitgangspunt zijn voor de handel en wandel van ieder mens.
Wens
Hellenbroek wees de gemeenteleden erop dat ieder mens, „hoe nauwkeurig gij het zoekt te beleggen”, altijd in gebreke zal blijven. Mensen zijn onvolmaakte schepselen, die in eigen kracht niet kunnen voldoen aan de eisen van een volmaakt heilige en rechtvaardige God. Diezelfde God gaf echter Zijn Zoon als Borg, Die door Hem wordt aangeboden aan zondaren. De aanwezigen in de kerk hoorden de oproep om er zorg voor te dragen met die Borg verenigd te zijn door het geloof. De bekering moet plaatsvinden „eer gij sterft, of anders laat gij een berooide boedel, een verloren ziel na. (…) Maar als Jezus met Zijn gerechtigheid uw gebrek volmaakt, zo zal de rekening wél uitkomen.” Alleen als vrucht van Zijn volbrachte werk kunnen reflectie op en evaluatie van het doen, het laten en het denken van zondige mensen voor God bestaan.
Die boodschap kon en mocht Hellenbroek zijn gemeente voorhouden bij het begin van een nieuw jaar. Die boodschap is nog steeds actueel en heeft dezelfde kracht. Wat kunnen we elkaar bij het begin van 2007 beter toewensen dan de kracht en de beleving in het hart van die boodschap. Die heeft waarde voor tijd en eeuwigheid.
De auteur is voorzitter van de centrale directie van het Van Lodensteincollege.