Jan Vader, een onwaardig dienaar uit Meliskerke
Titel:
”Een onwaardige dienaar. Uit het leven van Jan Vader”
Auteur: P. Davidse
Uitgeverij: De Groot Goudriaan, Kampen, 2001
ISBN 90 6140 782 6
Pagina’s: 157
Prijs: € 19,95. „Het is nodig voor een Voorganger om geen stembuiging aan te nemen om daardoor nederigheid te vertonen voor het volk, en uit den grond van geveinsdheid ook niet langzamer of niet haastiger te willen spreken boven of tegen de gewoonlijke spreekmanier. Want zulks zou een uitblussen des Geestes tot een gevolg kunnen hebben.” Het is een van de nuttige regels voor de voorganger. Jan Vader stelde ze samen, na een gesprek met ouderling Pieter de Voogd uit Domburg.
De regels, twintig in totaal, zijn te vinden in ”Een onwaardige dienaar”, een levensbeschrijving van Jan Vader (1819-1901). Samensteller is P. Davidse.
Jan Vader preekte ’s zondags als oefenaar voor de verstrooide geestverwanten bij de ledeboeriaanse gemeente in Aagtekerke. Later ging hij voor in de kruisgemeente te Meliskerke. Veel biografische feiten over Vader waren al wel bekend. Die vormen dan ook niet de verdienste van deze biografie.
De schrijver stelde van al die gegevens echter een lopend verhaal samen. Daarbij maakte hij vooral gebruik van twee boeken met handgeschreven historische feiten en vooral geestelijke ontboezemingen van de hand van Vader.
We lezen in deze uitgave hoe Jan Vader in het kerkelijk leven opereerde, welke vrucht zijn bediening had en hoe hij met zijn gemeente functioneerde in de eeuw van de Afscheiding. Van zichzelf had Vader geen verwachting. Hij noemde zich „een onwaardige dienaar.” Zijn volgelingen daarentegen bestempelden hem als „een van God gegeven dienaar.”
Vader werd geboren te Meliskerke. Evenals zijn vader oefende hij het beroep van wagenmaker uit. Verder was hij lid van de gemeenteraad en van het burgerlijk armbestuur. Voor die nevenbezigheden had hij wat ruimte omdat twee van zijn zoons hem hielpen in het wagenmakersvak.
Maar Jan ging zich toen ook meer met kerkelijke zaken bezighouden. Daarin ontwikkelde hij zich snel, ook al omdat hij er persoonlijk sterk bij betrokken was. Hij zocht naar een plaats waar hij kon opgaan naar de waarheid.
Aanvankelijk voelde hij zich sterk aangetrokken tot de afgescheiden gemeenten. Zo had hij veel achting voor de rechtzinnige Middelburgse dominee H. H. Middel. Pas in 1850 werd hij daar echter lid.
In 1869 gaf deze Middelburgse gemeente toestemming in Meliskerke een gemeente te institueren. Diverse keren bedankte Vader voor het ambt van ouderling. Na het vertrek van ds. E. Diemer ging hij wel eens voor in de gemeente, maar velen wensten zijn toespraken niet.
Intussen kreeg Jan Vader ook bekendheid in ledeboeriaanse kring. Toen in 1877 een ledeboeriaanse gemeente werd geïnstitueerd in Aagtekerke besloot de kerkenraad hem als voorganger te vragen. De brief werd mede ondertekend door ds. P. van Dijke. Na veel strijd ging Vader op 13 mei 1877 voor het eerst voor in Aagtekerke.
Na de dood van ds. Van Dijke ontstond onder de ledeboerianen onenigheid over de opvolging. Daarbij was ook Vader betrokken. Uiteindelijk kwam het tot een breuk met de ledeboerianen.
In 1890 begon Vader voor een aantal medestanders te oefenen in Meliskerke. Het was ds. E. Fransen die deze groep in 1891 als gemeente institueerde. In 1897 sloot ze zich officieel aan bij de kruisgemeenten. Zo ontstond de enige kruisgemeente in Zeeland.
Op 14 juli 1901 overleed Vader, op 81-jarige leeftijd. Ds. Pieneman leidde de begrafenis. Davidse heeft aan het eind van zijn boek brieven opgenomen die Vader schreef aan C. Verdel en zijn gezin te Gouda. Uit die brieven nam Davidse ook stukken over om de levensgeschiedenis te schrijven. Verder nam hij noten op. Een opgave van reeds bestaande literatuur over en van Vader ontbreekt echter.
Al met al heeft de auteur gezorgd voor een goed overzicht van het leven van deze eenvoudige oefenaar, door wiens toedoen de kruisgemeente van Meliskerke ontstond. Deze zou, ook door de komst van de latere ds. G. H. Kersten, een belangrijke rol vervullen in de vereniging van 1907.