Cultuur & boeken

Tot het ongeloof ‘bekeerd’

Titel:

Drs. Jacob Kruidenier
14 August 2002 13:12Gewijzigd op 13 November 2020 23:44

”Bekeerd! Omwentelingen in vijfentwintig levens”
Auteur: Willem Bouwman
Uitgeverij: Aspekt, Soesterberg, 2002
ISBN 90 5911 037 4
Pagina’s: 144
Prijs: € 14,98. Voormalig minister-president J. M. den Uyl (1919-1987) zei eens: „(…) het idee dat ongelovigen, dat die niet in de hemel zouden kunnen komen: dat is zo’n absurdistische gedachte. Dat wekte woede. En een volstrekte afwijzing.” Deze uitspraak uit 1982 is te vinden in ”Bekeerd! Omwentelingen in vijfentwintig levens”, geschreven door de historicus en journalist Willem Bouwman.

De schrijver vat bekering breed op, in de zin van de overgang van de ene naar een andere levensbeschouwing: van de calvinist H. J. Pos naar het humanisme, van dominee D. P. M. Huet naar het spiritisme en van de liberaal H. P. Marchant naar het rooms-katholicisme.

Als kind had Den Uyl de gereformeerde leer ingedronken. In het begin van de Tweede Wereldoorlog brak hij echter met het christelijk geloof. Hij studeerde toen economie aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Zijn weg naar het ongeloof was een moeilijke en pijnlijke. Later sprak hij er alleen over als een interviewer bleef aandringen, en dan alleen in enkele korte zinnen. Vooral de Jodenvervolging en het bijbelse gegeven van hemel en hel hadden hem dwarsgezeten. Godsgeloof moest redelijk zijn, vond hij, een waarborg voor rechtvaardigheid. Die vond hij in het socialisme. De keuze van Den Uyl voor deze levensbeschouwing noemt de auteur bekering.

Afvalligen
Wie zich de bijbelse wortels van het begrip bekering realiseert, ervaart het gebruik in dit verband als schokkend. Het is typisch een verschijnsel van onze tijd om begrippen met een christelijke inhoud een betekenisverbreding te laten ondergaan (vergelijk homo-”huwelijk”). Daaruit volgt dat de titel van het boek niet correct is. Wie historische schetsen schrijft, behoort de historische context recht te doen. Den Uyls keus voor het socialisme stond in zijn tijd niet als bekering te boek. En wat te denken van Uril da Costa (1585-1640), de Jood die afstand nam van het geloof in het eeuwige leven en bijbelse wonderen als fabels beschouwde. Werd deze omwenteling door tijdgenoten als bekering beschouwd? In geen geval. Men vond hem een afvallige.

Hetzelfde geldt voor Johannes van Vloten (1818-1883). Na zijn studie theologie kwam hij tot de verwerping van het christelijk geloof. Zijn levensbestemming putte hij nu uit de filosofie van Spinoza (1632-1677), die hij (ten onrechte) als atheïstisch opvatte. Heftig voer hij uit tegen dominees, „de schaduwbeelden van een boos, maar doorworsteld verleden, die hun antieke of modernen Bijbelkout van hun vermolmde kansels verkondigen.” Ook deze omwenteling stond bij tijdgenoten niet als bekering te boek.

Het is onjuist een eigentijdse betekenisverruiming met terugwerkende kracht te laten gelden voor het verleden, dat daar volkomen vreemd aan is. Het woord bekering werd alleen gebruikt binnen een godsdienstige context. In een aantal andere schetsen is het wel terecht gebruikt. Een voorbeeld daarvan is de zeventiende-eeuwse dichter Joost van den Vondel (1587-1679). Aanvankelijk was hij doopsgezind, maar in 1641 werd hij rooms-katholiek.

Helaas is soms de historische informatie onbetrouwbaar. Een voorbeeld is de zin over Vondel: „Met de remonstranten verwierp hij de uitverkiezing en leerde hij de vrije wil om voor of tegen God te kiezen.” Beide beweringen zijn onjuist. De remonstranten hadden een andere visie op de verkiezing dan de contraremonstranten, en de vrije wil betrof het aannemen of verwerpen van de aangeboden verlossing.

Aangrijpend
Bekeringsverhalen zijn naar hun aard aangrijpend. Als voorbeeld noem ik J. Th. van der Kemp (1747-1811). Als student medicijnen en theologie in Leiden was hij „een groot vrouwenjager” die van de ene liefde in de andere viel. Tegelijkertijd was hij een twijfelend mens, in de greep van de grote vragen van het leven: „Hoe overwin ik het kwade? Hoe ben ik rechtvaardig voor God?” Na veel wederwaardigheden schreef hij in 1791 in zijn dagboek dat hij „vrijwillig onderworpen werd en door Christus zelf in de gronden van zijne leer onderwezen.” Daarna maakte hij zich dienstbaar als zendeling. Hij stichtte het Nederlandsch Zendingsgenootschap (1797) en bracht het Evangelie onder Kaffers en Hottentotten in Zuid-Afrika.

De schetsen zijn uitstekend leesbaar. Ze zijn echter heel beknopt, slechts vier bladzijden per persoon. Wel is een literatuuropgave bijgevoegd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer