Cultuur & boeken

Eten in het land van melk en honing

Titel: ”Voedsel in de tijd van de Bijbel”
Auteur: Miriam Feinberg Vamosh
Uitgeverij: De Banier, Utrecht, 2006
ISBN 90 336 0701 8
Pagina’s: 104
Prijs: € 24,50.

3 January 2007 10:05Gewijzigd op 14 November 2020 04:24

De verboden vrucht die Eva in het paradijs nam, was géén appel. Rabbijn Rashi, de beroemde commentator van de Talmoed en de Thora uit de elfde eeuw, schrijft dat de boom der kennis des goeds en des kwaads een vijgenboom moet zijn geweest. Adam en Eva hadden vijgen gegeten „en doordat zij erdoor bedorven waren, moesten zij zich bedekken.” Of de Schriftgeleerde gelijk had, blijft natuurlijk onzeker. Andere commentatoren van de vijf boeken van Mozes denken eerder aan de johannesbroodboom. Het Hebreeuwse grondwoord van johannesbrood betekent immers verwoesting. En de klassiek geworden appelboom blijft altijd tot de mogelijkheden behoren.

De appel, de vijg en het johannesbrood zijn niet de enige ingrediënten van ”Voedsel in de tijd van de Bijbel”. De joodse historicus Miriam Feinberg Vamosh stelde een uitgebreid overzicht samen van alles wat men in Israël tot het begin van onze jaartelling zoal at en dronk. Maar ze beschrijft ook hoe voedsel in Bijbelse tijden werd geteeld, bereid, opgeslagen en verhandeld. Van linzenmoes en gestoten olie tot granaatappelen en hysop.

Het boek stijgt uit boven het niveau van een gewone culinaire encyclopedie doordat de auteur ook de Bijbelse symboliek van (met name) de vruchten uitlegt. Als het over de vijg gaat, haalt ze bijvoorbeeld de visioenen die Jeremía kreeg aan. Hij profeteerde dat de „zeer goede vijgen” -de elite van het land- naar Babel gebracht zouden worden, terwijl de „zeer boze vijgen” -koning Zedekía en zijn knechten- in Jeruzalem zouden achterblijven.

Palmtakken
De dadelpalm is in de joodse en de christelijke traditie hét symbool van leven en overwinning op de dood, omdat hij dicht bij water groeit. Woestijnreizigers kunnen de hoge palmen al van veraf zien en weten dan dat er levenreddend water in het verschiet ligt. De Israëlieten hebben dat ervaren toen ze na de uittocht uit Egypte Elim naderden. Bij de zeventig palmbomen waren twaalf waterbronnen.

Feinberg Vamosh legt een verband tussen deze symbolische betekenis van de dadelpalm en de intocht van Jezus in Jeruzalem op palmzondag. De Joden zwaaiden met palmtakken om Hem te begroeten, terwijl Hij op weg was om door Zijn dood het leven te bereiden. Met dergelijke informatie krijgen Schriftgegevens meer betekenis.

Maaltijden kunnen overigens ook een symbolische of een rituele betekenis hebben, signaleert Feinberg Vamosh. Izak at samen met de oude familierivaal Abimélech. Het was een teken van verzoening na hun ruzie over het gebruik van de waterput van Berséba. „Als men een maaltijd had gedeeld, was dat het teken dat er vrede was gesloten tussen de eters.”

Uitvoerig gaat ze ook in op het Pascha en het laatste avondmaal en, in het verlengde daarvan, het heilig avondmaal. „Het is de wonderlijke wereld van de beeldspraak en de symboliek die ons in staat stelt ons geestelijk leven te verbinden met wat wij eten. De waarde daarvan gaat alles wat wij leren over de Bijbelse geschiedenis van het voedsel ver te boven.” Merkwaardig trouwens dat ze in het hoofdstuk over vis en zeevruchten niet wijst op de vis als symbool voor Christus.

Ereplaats
Aan het laatste avondmaal van Jezus verbindt Feinberg Vamosh intussen een gewaagde theorie. Jezus en Zijn discipelen zouden aan een driezijdige tafel (triclinium) in U-vorm hebben gelegen. Jezus zou als gastheer niet in het midden, maar op de tweede plek van links hebben gezeten. Die gold in Jezus dagen als de belangrijkste plaats. Links en rechts van Hem waren de ereplaatsen, waarvan de linker de voornaamste was. Rechts zat kennelijk Johannes, die aan Jezus’ borst leunde. Maar wie zat links?

Er zijn twee indicaties dat Judas de ereplaats had gekregen, beweert Feinberg Vamosh. „Het was de gewoonte brood in de schaal te dopen en aan de eregast aan te bieden. Johannes vertelt dat Jezus het Judas aanbood. En Judas moet dicht bij Jezus hebben aangelegen om zijn hand in dezelfde schotel in te kunnen dopen.” Feinberg Vamosh concludeert: „Hoewel Hij op de hoogte was van Judas’ snode plan, bewees Jezus hem hoffelijk de mogelijkheid om daarvan terug te komen.” Hoewel dit tamelijk speculatief is, geeft het wel inzicht in de tafelgewoonten van die tijd.

Verhelderend is ook wat Feinberg Vamosh schrijft over de vijf broden uit Markus 6, de geschiedenis van de wonderbaarlijke spijziging. Volgens haar ging het om eenvoudige broden, die rond waren en een wat onregelmatige vorm hadden. „Ze deden denken aan de platte, lichtgekleurde stenen die overal op de kalksteenheuvels in het Heilige Land liggen. Daarom is het geen toeval dat we in de Evangeliën een verband aantreffen tussen stenen en brood.” Ze wijst in dit verband op Matthéüs 7:9: „Of wat mens onder u, zo zijn zoon hem zou bidden om brood, die hem een steen zal geven?” De verzoeking van Jezus in de woestijn wordt zo ook begrijpelijker. De duivel vroeg Hem immers om van de stenen die daar lagen broden te maken.

Mirre
Tot nadenken stemt de constatering dat Jezus niet alleen bij Zijn geboorte, maar ook tijdens Zijn sterven mirre kreeg. De wijzen uit het oosten gaven het als geschenk en de soldaten bij het kruis mengden het door de goedkope wijn die Jezus als edik te drinken kreeg. En Nicodémus bracht voor de begrafenis een mengsel van mirre en aloë mee om Jezus daarmee te zalven. De „zuiverste mirre” vormde een van de belangrijkste bestanddelen van de heilige zalfolie die bedoeld was om de tent der samenkomst en alles wat daarbij hoorde, te heiligen (Exodus 30:22-33). „Gij zult ook Aäron en zijn zonen zalven, en gij zult hen heiligen, om Mij het priesterambt te bedienen.” Jezus offerde als de grote Hogepriester Zichzelf op Golgotha.

Feinberg Vamosh gaat duidelijk uit van de historische betrouwbaarheid van de Schriftgegevens. Zo wijst ze op de constatering van archeologen dat er in Israël maar heel weinig varkensbotten zijn gevonden uit de IJzertijd, toen de Israëlieten in Kanaän kwamen wonen. Dit zou het eerste wetenschappelijke bewijs zijn van de intocht van de Israëlieten nadat ze uit Egypte waren getrokken. Het was hun immers verboden varkensvlees te eten.

Op enkele plaatsten lijkt ze echter alle godsdiensten op één lijn te plaatsen. Over de Bijbelse spijswetten schrijft ze: „Een van de manieren om het onderscheid tussen de Israëlieten en de omliggende culturen te markeren, was eenvoudigweg de dingen anders te doen als het ging om voedsel en voedselcultuur.” En over het verbod om roofvogels te eten: „Geleerden die naar de reden van dit verbod zochten, hebben gesuggereerd dat de mensen vroeger ook moeten hebben gedacht dat ’je bent wat je eet’ en dat het gewelddadige karakter van deze soorten in hen zou kunnen komen als zij ze aten.” Hier gaat minstens de suggestie van uit dat de Israëlieten hun eigen spijswetten maakten.

Ruit
Jammer is ook dat Feinberg Vamosh af en toe conclusies trekt die te kort door de bocht zijn of zijn gebaseerd op onderzoek waarover de lezer in het ongewisse wordt gelaten. Zo leidt ze uit Johannes 2:6 af dat „de mensen geloofden dat rituele reinheid niet bij stenen werktuigen paste.” Het omgekeerde is echter het geval. Over de ruit, een plant uit het Middellandse Zeegebied, zegt ze: „De tuinvariëteit was doornig, wat hem een plaats opleverde in Lukas’ lijst.” Ze doelt op de waarschuwende woorden van Jezus aan het adres van de Farizeeën: „Gij vertient munte en ruite, en alle moeskruid, en gij gaat voorbij het oordeel en de liefde Gods.” Het verband met de dorens maakt ze hier niet duidelijk. Of worden hier appels met peren vergeleken?

Volstrekt onbegrijpelijk is de stelling die verband houdt met het eten van vlees na de zondvloed: „Gezien het gebrek aan zedelijke normen voor de vloed, wilde God dat de mensen zich zouden concentreren op wat later een begrensde morele aandacht bleek te zijn voor het ontwikkelen van relaties met elkaar.”

Recepten
Deze kritiekpunten laten onverlet dat Feinberg Vamosh in kort bestek veel nuttige en interessante informatie biedt. Die is bovendien overzichtelijk geordend, zodat (zeker met behulp van het register) alle soorten voedsel gemakkelijk zijn terug te vinden. De vele illustraties ondersteunen de tekst.

Als toegift krijgt de lezer een bijzondere verzameling recepten voorgeschoteld die uit de Bijbelse keuken afkomstig zijn. Van Ezechiëls meergranenbrood tot Petrus’ kruidensaus. Eet smakelijk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer