Regering en parlement in evenwicht
Beweren dat de Eerste en Tweede Kamer samen het hoogste orgaan in ons land vormen, is volgens P. van de Breevaart werkelijk onzinnig. Mr. Sytse de Jong vindt de redenering die hij daarvoor in de plaats stelt eveneens weinig zinvol.
In het RD van 29 december stelt Van de Breevaart op deze pagina de overheid als Gods dienares in de eerste plaats op één lijn met de regering. Hij constateert dat het parlement niet tot de regering behoort. De conclusie is vervolgens onontkoombaar dat het parlement een stapje lager staat dan de regering.Als het parlement niet op één lijn staat met de regering, terwijl het de regering is die bij uitstek de overheid vertegenwoordigt, kan het parlement hooguit op het tweede plan opereren. Wie het democratisch bestel niet accepteert, kan met deze redenering uit de voeten. Tenminste, zolang het besef er is dat het om een theorie gaat.
Staatsrecht
Voor degenen die de volksvertegenwoordiging graag een treetje lager zouden willen plaatsen, is het jammer dat de theorie van Van de Breevaart onrecht doet aan de feitelijke verhoudingen in het Nederlandse staatsrecht. Dat is opmerkelijk, omdat een verondersteld gebrek aan kennis van hetzelfde staatsrecht nu juist de drijfveer is voor het schrijven van een artikel dat moet aantonen dat koningin en kabinet de baas zijn van dit land.
Terecht wijst Van de Breevaart op het belang van de zogeheten trias politica. Volgens de leer van de scheiding der machten kan de staat het beste zo worden ingericht, dat er een scheiding is tussen de wetgevende macht (het parlement), de uitvoerende macht (de regering) en de rechtsprekende macht.
Spiegel
Maar dan maakt Van de Breevaart een vergissing. Zijn bewering dat de regering altijd de wetgever blijft, is gemeten naar zowel de architectuur van Montesquieu als gespiegeld aan de inrichting van het huis van Thorbecke onjuist. In handen van de regering is immers de uitvoerende macht. Pas daarnaast heeft ook de regering medewetgevende macht.
De primaire wetgevende macht komt op naam van het parlement. Dit treedt ook op als controleur van de regering. Dat de meeste wetgeving tot stand komt op initiatief van het kabinet, doet aan deze constatering over de staatsrechtelijke positie van beide organen niets af.
Verhouding
Het opvoeren van het dualisme als argument om de regering de baas te laten zijn van het parlement, mist eveneens doel. Het dualisme duidt op een stelsel van samenwerking en evenwicht tussen regering en Staten-Generaal. Het benadrukt de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van deze organen ten opzichte van elkaar.
De geschiedenis laat zien dat de verhouding tussen regering en Staten-Generaal in de loop van de tijd een golfbeweging vertoont. Nu eens is er sprake van een ministerieel overwicht, dan weer valt er een parlementair overwicht waar te nemen. Noch het ene orgaan, noch het andere orgaan kan in de Nederlandse staatkundige verhoudingen met recht beweren de baas te zijn.
De vermelding van de naam van het staatshoofd, ons werkelijke hoofd der staat, in het opschrift van een wet vormt een fraaie bevestiging van dit evenwicht.
Tot besluit onderschrijf ik de oproep van Van de Breevaart tot blijvende bezinning in de gereformeerde gezindte over deze thematiek.
De auteur studeerde Nederlands recht en is wethouder.