Staatsrechtelijke kant in debat onderbelicht
Als de Tweede Kamer iets kan worden verweten, dan is het dat hij de staatrechtelijke gewoonte om geen onomkeerbare besluiten te nemen in het debat van 30 november onvoldoende heeft benadrukt. Dat stelt Jan Dirk Snel naar aanleiding van reacties op zijn eerste artikel.
Dr. ir. J. van der Graaf noemt het vreemdelingenbeleid van minister Verdonk in zijn artikel in het RD van 20 december „verwerpelijk.” Zo ver ben ik niet gegaan en heb ik ook niet willen gaan in mijn artikel in het RD van 15 december waarop hij reageert. Ik heb me beperkt tot de staatsrechtelijke aspecten van de recente crisis.Van der Graaf blijkt het met de helft van mijn betoog eens te zijn: ook hij vindt dat minister Verdonk had moeten aftreden. De vertrouwensregel vergde dat.
Wat betreft de andere helft moet ik hem op een zakelijk punt weerspreken. Van der Graaf meent dat ik zou suggereren dat de roep van de Tweede Kamer „om uitzettingen te stoppen niet een opstap was voor een generaal pardon als zodanig.” Die suggestie is volgens hem „niet vol te houden.”
Zeg dat wel: een dergelijke voorstelling van zaken kan geen redelijk mens staande houden. Maar zoiets betoog ik dan ook helemaal niet.
Wie de motie-Bos nuchter leest, moet constateren dat het zittende kabinet niet om de uitvoering van een generaal pardon gevraagd werd: de Kamer legde alleen zichzelf en een komend kabinet op dit punt vast. Maar het enige dat de motie van het demissionaire kabinet vroeg, was om geen nieuwe uitzettingsbeslissingen te nemen ten aanzien van een zeer beperkte groep, de „oudewetters.” Dat valt gewoon onder de regel dat een vertrekkend kabinet geen onomkeerbare, controversiële beslissingen neemt.
Pas op de plaats
Als de Tweede Kamer iets verweten kan worden, dan is het dat hij deze staatrechtelijke usance in het debat van 30 november onvoldoende heeft benadrukt. Ook als de motie-Bos niet was aangenomen, had het kabinet een pas op de plaats dienen te maken, gewoon omdat het hier om een omstreden onderwerp ging. De Kamer dwong de regering niet tot nieuw beleid, de Kamer vroeg haar alleen om zich van nieuwe beslissingen te onthouden.
Laten we niet vergeten dat het volgens minister Verdonk ging om ongeveer vijf personen per week, dus in de mogelijk drie maanden dat het demissionaire kabinet nog lopende zaken behartigt om minder dan honderd mensen. Het overgrote deel van de uitzettingen kon gewoon doorgaan!
Emotie
Als Van Graaf in mijn artikel emotie meent te bespeuren, dan betreft het niet mijn op zich puur zakelijke argumentatie, maar mijn afkeurende oordeel over de beslissing van het demissionaire kabinet om drie staatsrechtelijke regels terzijde te schuiven: 1. geen onomkeerbare, controversiële besluiten nemen, 2. de vertrouwensregel respecteren en 3. de eenheid van regeringsbeleid handhaven (voeg ik er nu volledigheidshalve aan toe).
De eerste twee zijn gewoonteregels, die al lang bestaan en die niet gecodificeerd zijn, hoewel daar vele gelegenheden voor zouden zijn geweest. Waarom niet? Omdat niet de Tweede Kamer, maar de regering regeert, zoals P. van de Breevaart zeer terecht op 22 december betoogt. Als een hoger beginsel dat vergt, moet de regering ervan kunnen afwijken. Maar van dat hogere beginsel viel in dit geval niets te bespeuren.
De auteur is als freelancer werkzaam op historisch en filosofisch gebied.