Medezeggenschap vraagt om wederzijds respect
Er is beweging aan het medezeggenschapsfront. Diverse wetswijzigingen zullen voor veranderingen zorgen die met name binnen de gereformeerde gezindte niet onopgemerkt zullen blijven.
Binnen het geheel van de reformatorische scholen staat men over het algemeen afwijzend tegenover deze medezeggenschapsstructuur. Aan de huidige mogelijkheid van ontheffing komt echter in 2009 een einde als ook voor deze scholen de nieuwe Wet medezeggenschap onderwijs (WMS) van kracht wordt.De medezeggenschapsbepalingen zijn nu geregeld in de Wet medezeggenschap onderwijs (WMO) uit1992. Belangrijke beslissingen kunnen niet zonder instemming of advies van de medezeggenschapsraad genomen worden. Ouders, leerlingen en personeel kunnen via deze raad advies geven rond beleidsonderdelen en -voornemens.
De samenstelling van de medezeggenschapsraad hangt af van het schooltype. Hij bestaat in het basisonderwijs uit ouders en personeelsleden, in het voortgezet hebben ook leerlingen er zitting in, en in het middelbaar beroepsonderwijs en in de volwasseneneducatie alleen personeel en leerlingen.
Als gevolg van de deregulering en de invoering van lumpsumfinanciering in het primair onderwijs (en eerder reeds in het voortgezet onderwijs) hebben schoolbesturen meer mogelijkheden gekregen om op decentraal niveau eigen beleid te voeren - denk aan de materiële instandhouding en de arbeidsvoorwaarden. Schoolbesturen dienen over dit eigen beleid echter wel verantwoording af te leggen, reden waarom het nodig werd geacht de positie van de medezeggenschapsraden te versterken.
Uitgangspunt blijft een gezamenlijke medezeggenschap van personeel, ouders en, in het voortgezet onderwijs, de leerlingen. Maar daarnaast krijgen de diverse geledingen zelfstandige instemmingsrechten met betrekking tot de onderwerpen die hen in het bijzonder aangaan. Denk bijvoorbeeld aan arbeidsvoorwaarden -de personeelsgeleding-, de hoogte van de ouderbijdrage -de oudergeleding- en het leerlingenstatuut, de leerlinggeleding. De instelling van een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad wordt verplicht voor schoolbesturen die meer dan één school onder zich hebben.
Een ingrijpend verschil met de huidige WMS is dat scholen in het vervolg geen ontheffing meer kunnen krijgen van de verplichting een medezeggenschapsraad in stand te houden. Elke school moet er een hebben. Wel bestaat de mogelijkheid dat een of meer groepen van de medezeggenschapsraad, zoals de leerlingen, of de ouders, of de personeelsgeleding, in plaats van instemmingsrecht adviesrecht krijgen. Voorwaarde is wel dat twee derde van het personeel, de ouders en de leerlingen hiermee akkoord gaat. Het schoolbestuur moet elke vijf jaar vragen of het medezeggenschapsorgaan gebruik wil maken van deze regeling.
In de komende jaren zal dit dus ook binnen onze gezindte invulling krijgen. De WMS maakt het mogelijk dat advies- en instemmingsrechten binnen bepaalde kaders kunnen worden overgedragen. Met dit instrument kunnen onderwijsinstellingen de medezeggenschap een inrichting geven die meer bij de eigen identiteit past.
Voor de reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs zal vermoedelijk worden geprobeerd de instemmingsbevoegdheid van de leerlingen om te zetten in adviesbevoegdheden. De RMU sluit zich hierbij aan, aangezien een instemmingsbevoegdheid van leerlingen een wezenlijke inbreuk is op het gezag van het bestuur.
Anders ligt dat met het advies- en het instemmingsrecht van de personeels- en oudergeleding van de medezeggenschapsraad. Een correct en verantwoord gebruik van deze rechten komt het doel van het gezag ten goede en vormt geen ontoelaatbare beperking van het gezag.
Het geven van een advies kan op zichzelf nooit een inbreuk zijn op de gezagsrelatie. Wel moet worden bedacht dat deze adviesbevoegdheid geen neutrale aangelegenheid is. Als door een geleding in het medezeggenschapsorgaan een negatief advies wordt gegeven, is dat niet vrijblijvend maar zal het bevoegd gezag dit serieus moeten behandelen. De geschillencommissie kan uiteindelijk een uitspraak doen over de vraag of het schoolbestuur zijn gezag onjuist heeft gebruikt of zelfs misbruikt door het advies naast zich neer te leggen.
De instemmingbevoegdheid voor de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad heeft vooral betrekking op arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden, zaken ten aanzien waarvan normaliter overeenstemming tussen werkgever en werknemer moet worden bereikt en die daarom ook geen nadere inperking op het gezag van het schoolbestuur met zich meebrengen.
Waar het uiteindelijk om gaat, is dat aan de medezeggenschap op een verantwoorde manier gestalte moet worden gegeven door alle betrokkenen. Niet zozeer het instituut en de taken van de medezeggenschapsraad vormen een gevaar voor de gezagsverhoudingen, als wel de wijze van omgaan met elkaar. Gezag en medezeggenschap vragen om wederzijds respect, om een dienende instelling en om een afhankelijke levenshouding.
De auteur is werkzaam bij de RMU als manager dienstverlening.