Gelijkwaardigheid is geen gelijkheid
Titel: ”Zij doet hem goed en geen kwaad. Man en vrouw in de Bijbel”
Auteur: Klaas A. D. Smelik
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2005
ISBN 90 239 1066 4
Pagina’s: 202
Prijs: € 18,90.
In het boek ”Zij doet hem goed en geen kwaad” schrijft dr. K. A. D. Smelik, docent Hebreeuws en jodendom aan de Universiteit van Gent, op een heldere wijze over de man-vrouwverhouding volgens de Bijbel. Volgens Smelik is de Bijbel lang niet zo patriarchaal als menigeen wel denkt en wordt de Schrift ten onrechte gebruikt om de maatschappelijke achterstelling van vrouwen te rechtvaardigen. In veel Bijbelse verhalen zien we niet een onderworpen vrouw die een speelbal is in handen van haar vader en later haar man, maar juist de sterke vrouw die met verstand en wijsheid weet om te gaan met de heren der schepping en hun typische gewoonten.
Soms zijn de Bijbelschrijvers inderdaad gewoon kinderen van hun tijd en verdedigen ze een man-vrouwverhouding die tijdgebonden en voor ons gelukkig achterhaald is, maar meer dan eens overschrijden ze hun eigen maatschappelijke kaders. Smelik is daarom van mening dat een Bijbelgetrouwe positie daarin bestaat dat alle maatschappelijke en kerkelijke beletselen voor vrouwen weggenomen worden. Vrouwen zijn immers geheel gelijkwaardig aan mannen.
In Genesis 2 is de vrouw de bekroning van de schepping en dus zeker geen ’dienstbode’. Zij staat tegenover de man en niet onder hem. Man en vrouw kunnen niet zonder elkaar. De kerk heeft zich in de loop der eeuwen veel schade berokkend door vrouwen monddood te maken „door hun de plaats te onthouden waartoe zij volgens het verhaal in Genesis 2 zijn geschapen” (192). Hierin heeft Smelik ten principale gelijk. Toch gaat hij te kort door de bocht. Gelijkwaardigheid van man een vrouw is in de Bijbel niet hetzelfde als nivellerende gelijkheid. Wanneer we menen dat het niet Gods bedoeling is dat de vrouw in alle kerkelijke ambten functioneert, houdt dat allerminst in dat zij monddood wordt gemaakt. Integendeel, zij mag met de haar geschonken gaven voluit haar plaats innemen in de gemeente.
Lichamelijke liefde
Op een open en zuivere wijze worden in het Hooglied de gevoelens van verliefde jonge mannen en vrouwen beschreven. Deze poëzie geeft ons een „inkijk in de beleving van de lichamelijke liefde in het oude Israël” (54). Vanuit dit Bijbelse gegeven is er alle reden in christelijke kringen te komen tot een herwaardering van de seksualiteit, „niet langer een onderdeel van het mens-zijn dat een vroom christen maar beter kan mijden, maar een milde gave van God aan man en vrouw.”
Mijns inziens heeft Smelik hier zeker een punt, al ben ik van overtuiging dat het boekje Hooglied de seksualiteit wil plaatsen in de kaders van huwelijkstrouw. In het Hooglied ligt zeker een heenwijzing naar de verbondsverhouding tussen God en Zijn volk, nieuwtestamentisch tussen Christus en Zijn gemeente. Ik mis bij de auteur het inzicht dat de Bijbelse waardering van seksualiteit tevens ontgoddelijking en zo ontdemonisering inhoudt. Buiten de bedding van liefde en trouw wordt seksualiteit een vernietigende kracht. Een ontkaderde seksualiteit is ontadeld en daarom onmenselijk.
Godin naast God
Geheel oneens ben ik het met de schrijver wanneer hij beweert dat de leer van het ”oermonotheïsme” achterhaald zou zijn. Er zijn archeologische aanwijzingen van oude voorstellingen waarin naast Jahwe een echtgenote, Asjera, wordt geplaatst. Ik zet vraagtekens bij de bewijskracht van deze aanwijzingen en zeker bij de conclusies die eruit getrokken worden. Als het waar is dat mensen naast de Heere een goddelijke gemalin hebben geplaatst, dan bewijst dat alleen maar hoezeer de waarschuwingen van Mozes en de aanklachten door de profeten hout sneden. Het gaat dan om ontaarding en verbastering van de zuivere dienst van de ene en waarachtige God.
Al met al hebben we hier een boek dat vlot leest, hier en daar goede inzichten aanreikt, maar op veel plaatsen toch ook besliste tegenspraak oproept. Men leze met onderscheiding.