Opinie

Schraven heeft een punt

Zomerkolder, zo betitelden bonden de uitlatingen van Jac. Schraven, voorzitter van VNO-NCW, toen hij de rol van vakbonden in het CAO-overleg ter discussie stelde. De ”zomersoep” van Schraven zal niet zo heet worden gegeten, maar Schraven heeft wel degelijk een punt, stelt Jan Westert.

13 August 2002 15:39Gewijzigd op 13 November 2020 23:44
„De vakbeweging is aan erosie onderworpen en met name in het bedrijfsleven is de macht van de vakbeweging tanende.” Foto: een vakbondsactie bij de poort van Corus (het voormalige Hoogovens) in Velsen. - Foto ANP
„De vakbeweging is aan erosie onderworpen en met name in het bedrijfsleven is de macht van de vakbeweging tanende.” Foto: een vakbondsactie bij de poort van Corus (het voormalige Hoogovens) in Velsen. - Foto ANP

Vakorganisaties moeten nadenken over hun maatschappelijke functie. Schraven bekritiseerde in het Financieele Dagblad de rol van de vakbonden. Hij laakte hun opstelling tegenover het nieuwe kabinet. Hij stelde hun rol als vanzelfsprekende vaste partner in het CAO-overleg ter discussie. Met name de FNV moest het ontgelden. De werkgevers kiezen in hun de strategie ten opzichte van het nieuwe kabinet voor de inhoud, zo merkte Schraven namens de ondernemers op.

Daar ligt een fundamenteel verschil met de vakbeweging. FNV-voorzitter De Waal kondigde namelijk op voorhand al acties aan tegen het kabinetsbeleid indien voorbij zou worden gegaan aan de wensen van de FNV. Bij vakbonden gaat het niet alleen om de inhoud. Zij zijn meer gebakken aan het machtsdenken ter wille van eigen lijfsbehoud, zo is ongeveer de visie van Schraven.

Gebalde vuist
De vakbeweging is aan erosie onderworpen en met name in het bedrijfsleven is de macht van de vakbeweging tanende. Posities in de vakbond worden ingenomen door het gevestigde kader. Nieuwkomers op de arbeidsmarkt voelen zich niet aangetrokken. Toenemende twijfel over de representativiteit van de vakbeweging wordt door Schraven onder woorden gebracht.

De FNV met name probeert antwoorden op die vraag te vinden door de vakbondsmacht weer meer centraal te stellen. Maar de gebalde vuist van De Waal maakt in deze tijd bij werknemers minder los dan zijn voorgangers van honderd jaar geleden. De geëmancipeerde werknemer wil niet afhankelijk zijn van een vakbond die hem monddood maakt. Dat is het dilemma waar de vakbond vandaag mee worstelt.

De vakbond van deze tijd is te weinig visionair. Hij moet ervoor waken dat te gemakkelijk terug wordt gegrepen op de machtsinstrumenten en de gespierde taal van weleer. De werknemer van 21e eeuw hecht daar geen geloof meer aan.

Macht
Niet alleen in de richting van de overheid, maar ook in de richting van bedrijven zie je de machtsbenadering bij de vakbeweging weer naar voren komen. Vooral bij de FNV, aldus Schraven, die de opstelling van CNV en MHP constructiever noemde. Ook voor andere vakbondspartners is er bij de FNV ten diepste weinig ruimte. Te veel ligt de nadruk op ”de grootste bepaalt”. Intussen kampt de vakbeweging echter wel met erosie. Gevolg is een dalende werfkracht.

De centrale vraag waar de vakbeweging van de 21e eeuw mee worstelt is intern gericht. De instandhouding van de vakbeweging is een belangrijke factor geworden in de positionering. Hoe ben je aantrekkelijk als collectieve belangenbehartiger voor werknemers? De FNV grijpt daarbij terug op oude instrumenten. Meer gespierde taal. Minder gevoelig voor loonmatiging, omdat gematigde resultaten een dempend resultaat hebben voor het eigen profiel.

Wat dit betreft raakt Schraven met zijn kritiek een gevoelig punt bij de vakbeweging. De kritiek van Schraven moet worden beantwoorden met tegenvragen en door het door hem gewenste inhoudelijk debat te zoeken. Want het is ook een illusie te menen dat je als werkgevers CAO-overleg kunt voeren met een niet-gekwalificeerde werknemerspartij. Dat levert alleen een kortetermijnsuccesje op. Arbeidsvoorwaarden en CAO’s vragen om gekwalificeerde onderhandelaars. Om mensen die onafhankelijk kunnen opereren. Die een resultaat durven te verdedigen, dat past bij het bedrijf en de situatie waarin het bedrijf verkeert. Die vakbeweging heeft bestuurders nodig, die dat gezag verwerven en vertrouwen genieten. Juist daaraan schort het te veel.

Velen -ook niet-georganiseerde werknemers- zien de rol van de vakbond als CAO-partner best zitten. Veel ondernemingsraden -het alternatief van Schraven- beseffen ook zelf dat zij aan dat overleg niet moeten beginnen. Maar dan is wel nodig dat de vakbeweging in de spiegel kijkt. De vakbeweging moet zichzelf inhoudelijk vernieuwen. De bestuurder moet naast de werknemer staan. Te veel wordt bepaald door een ouder kader, dat de gevestigde belangen verdedigt. De vragen van Schraven naar de representativiteit van de vakbeweging zijn vragen naar de vernieuwing van de vakbeweging.

Vanouds had de vakbeweging een brede maatschappelijke functie. Ze hield zich bezig met alle terreinen des levens. Ze vervulde een rol als maatschappijvormer en hervormer voor de emanciperende arbeiders. Met die vakbeweging vereenzelvigden mensen zich. Daarmee was men solidair en door die beweging werd in beweging gezet. Met name de FNV heeft het moeilijk bij het hervinden van een maatschappelijke functie.

Anders ligt dat bij het CNV, waar men met een constructieve opstelling en aandacht voor de weerbaarheid van mensen in het arbeidsproces probeert nieuwe wegen in te slaan. Desondanks is er ook daar sprake van uitstroom. Vermoedelijk doordat de nieuwe wegen een bewuste keuze voor identiteit impliceren die bij de potentiële achterban onvoldoende opgeroepen kan worden.

Binnen de kleine christelijke vakorganisaties als RMU en ons eigen GMV ligt dat nog weer een tikje anders. Met name in reformatorische kring was er de laatste jaren sprake van een collectieve mobilisatie om op te komen voor de ethische vraagstukken in de zorg, de zondag en gewetensbezwaarden. Bij het GMV is die vraag al minder gemakkelijk te beantwoorden.

Volledige concentratie op die thema’s is te smal voor christelijke organisaties, die maatschappelijk beogen een brede functie te vervullen. Zij kunnen niet volstaan met het alleen herhalen van kritiek op de ethische thema’s die onder paars zo prominent op de agenda stonden. Deze organisaties zullen het moeten hebben van het organiseren van interessante netwerken voor christenen rond beroep en bedrijf. Niet in het organiseren van macht, maar in het leveren van een bijdrage voor leden die in rapport met de tijd waarin zij leven en werken zich als christen willen representeren.

In het arbeidsverhoudingen lijkt de emancipatie van de werknemer voltooid. Dat betekent echter niet dat de werknemer van nu gelukkiger is. De economische groei heeft vooruitgang gebracht. Vooral materieel gaat het voor de wind. Onder de oppervlakte is er echter onbehagen over het arbeidsproces. De druk die arbeid veroorzaakt, doet de behoefte aan bezinning op echte waarden toenemen. De vraag of het maatschappelijk bestel van de westerse wereld echt het bestel is waar de mens naar streeft. Wat is de zin en het doel van je arbeid zijn vragen die de afgelopen jaren niet zijn gesteld, maar die terugkeren op de agenda.

Missie
Daar ligt de uitdaging voor christenvakorganisaties om mee aan de slag te gaan. En vanuit die missie kunnen zij ook een bijdrage leveren aan het denken over de ontwikkeling van de samenleving. In de jaren ’80 sloten we het geloof in de grote verhalen af. Desondanks stortte de samenleving zich wereldwijd op een nieuw groot verhaal: het geloof in de markt en de economie. Dat geloof is tanende. De markt is geen instrument gebleven, maar is dienstbaar gemaakt aan de macht van het geld. Maatschappelijke organisaties met een doordachte ideologie en een wereldbeeld met een vernieuwend perspectief kunnen een rol vervullen bij de ontwikkeling van een samenleving die door die macht heen prikt. Niet tegenmacht, maar geloof vormt de maat der dingen.

Vanuit dat aspect heeft het GMV haar primaire functie. Zorgen dat leden niet vermalen worden in de druk van een welvaartsmaatschappij waarin het uitsluitend gaat om het hier en nu. Het leveren van een bijdrage om op sociaal-economisch terrein het terrein van het geloof en het terrein van de maatschappij met elkaar te verbinden. In rapport met de tijd brengen, zo formuleerden christelijk sociale voorgangers dat. Die functie oogt niet opzienbarend, maar heeft wel haar betekenis voor christenen in de samenleving.

De auteur is algemeen secretaris van het christelijk vakverbond GMV.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer