Over Franse vakantiewoningen die gefinancierd zijn met geleend geld is mogelijk geen vermogensrendementsheffing verschuldigd, zo werd dit voorjaar bericht in deze bijdrage. Dit had in principe niets te maken met een antifiscale constructie - zoals in d
Over Franse vakantiewoningen die gefinancierd zijn met geleend geld is mogelijk geen vermogensrendementsheffing verschuldigd, zo werd dit voorjaar bericht in deze bijdrage. Dit had in principe niets te maken met een antifiscale constructie - zoals in de pers wel wordt gesuggereerd. In feite was de wet op dit punt erg onduidelijk. Waar ging het om?
Een buitenlandse vakantiewoning moet in eerste instantie als bezitting worden aangeven in de aangifte inkomstenbelasting. De woning behoort tot de rendementsgrondslag voor het (fictieve) rendement in box 3. Maar ook Frankrijk en allerlei andere landen zullen inkomstenbelasting heffen ter zake van de vakantiewoning.Om deze dubbele belastingheffing te voorkomen, heeft Nederland met vele andere landen -de meeste EU-landen, Zwitserland en de VS- zogenoemde ”verdragen ter voorkoming van dubbele belasting” gesloten. Die bepalen dat inkomsten uit onroerend goed belast mogen worden in het land waar het onroerend goed ligt. Om bij de Nederlander met een Frans huisje te blijven: Frankrijk mag volgens haar eigen belastingsysteem inkomstenbelasting heffen van de Nederlandse huizenbezitter. Het verdrag met Frankrijk bepaalt verder dat Nederland een vermindering van belasting moet geven voor de gehele Nederlandse belasting over het huisje. Waar komt dit in de praktijk op neer?
De Nederlander moet zijn vakantiehuisje, met een waarde van bijvoorbeeld 100.000 euro, opgeven in box 3. In het slot van zijn aangifte geeft hij echter aan dat dit bedrag een Frans huis betreft en hij doet een beroep op het verdrag met Frankrijk. Hieruit volgt in eerste instantie een te betalen bedrag aan belasting (vermogensrendementsheffing) van 1,2 procent over 100.000 euro, 1200 euro dus. Maar deze belasting wordt weer verminderd met 1,2 procent op grond van het verdrag met Frankrijk, zodat per saldo geen inkomstenbelasting over de woning is verschuldigd. Daarnaast moet de Nederlander in Frankrijk belasting betalen volgens de daar geldende regels.
Wat gebeurt er echter als de vakantiewoning met behulp van een -al dan niet hypothecaire- lening is gefinancierd? Volgens de staatssecretaris van Financiën is de schuld dan in box 3 aftrekbaar tegen 1,2 procent, maar wordt de vermindering van belasting op grond van het verdrag nu ook gereduceerd met hetzelfde bedrag.
Dit betekent dat als de genoemde persoon een schuld voor het huisje is aangegaan voor van 80.000 euro, hij deze schuld in zijn aangifte opneemt in box 3. Per saldo betaalt hij in eerste instantie over de 100.000 euro van de woning min 80.000 euro, dus over 20.000 euro, 1,2 procent vermogensrendementsheffing. Dit is dus 240 euro inkomstenbelasting ter zake van het saldo van de woning en de schuld.
Hoe hoog is nu de vermindering op grond van het Verdrag met Frankrijk? Geen 1200 euro, zoals in het vorige voorbeeld, maar 240. Op zich logisch, want hij betaalt nu dus geen Nederlandse belasting over de vakantiewoning.
Toch kwam de vraag op of deze verwerking wettelijk gezien wel juist was. Een eigenaar van een Franse vakantiewoning dacht daar anders over. Hij vond dat de vermindering op grond van het verdrag met Frankrijk niet verlaagd hoeft te worden in verband met de schuld waarmee de woning is gekocht. In zijn visie kon in bovenstaand voorbeeld toch 1200 -en niet 240- euro vermindering op grond van het verdrag worden geclaimd. Het verdrag met Frankrijk stond volgens hem immers niet toe dat bij de berekening van de vermindering rekening wordt gehouden met de schuld ter zake van de vakantiewoning.
En deze conclusie is voordelig voor bezitters van vakantiewoningen, omdat de vermindering van 1200 euro dan hoger is dan de in eerste instantie berekende vermogensrendementsheffing van 240 euro. Dit zou leiden tot een belastingvoordeel. De belastingplichtige ging hiervoor uiteindelijk naar de Hoge Raad.
Hij werd in zijn opvatting niet door de minste gesteund, want advocaat-generaal Overgaauw, die de Hoge Raad in dergelijke procedures adviseert, vond dat hij gelijk had.
Inmiddels is bekend dat de Hoge Raad het niet met de advocaat-generaal eens is. De saldering van de waarde van de vakantiewoning met de bijbehorende schuld, vloeit volgens de Hoge Raad logischerwijs uit het wettelijk systeem en het Verdrag met Frankrijk voort, hoewel dit daar niet duidelijk in staat vermeld.
Hoewel er voor de mening van de advocaat-generaal wel wat te zeggen valt, is de uitkomst van het arrest wel het meest logisch gelet op het hele systeem van de wet. Een en ander betekent immers dat iemand die zijn vakantiewoning in Frankrijk of Spanje volledig heeft gefinancierd met een lening per saldo geen vermogensrendementsheffing verschuldigd is. Dan is het redelijk dat hij daarvoor ook geen belastingvermindering op grond van het verdrag krijgt.
De auteur is werkzaam bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV.