Meer dan een gewone depressie
GRONINGEN - De huidige behandelingen tegen depressie zijn niet effectief bij patiënten die na een hartinfarct depressief worden. Zij zijn vooral gebaat bij een behandeling die zich meer op lichamelijke beperkingen richt.
Dit blijkt uit onderzoek van psycholoog Peter de Jonge van het Universitair Medisch Centrum Groningen. De resultaten van zijn onderzoek zijn gepubliceerd in het Journal of the American College of Cardiology.Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 30.000 mensen getroffen door een hartinfarct. Ongeveer een kwart van de patiënten krijgt na het hartinfarct een depressie, waardoor het beloop van de hartziekte kan verslechteren. Daardoor verdubbelt het overlijdensrisico, zo blijkt uit De Jonges onderzoek. „Dit geeft het grote belang aan om deze postinfarctdepressies zo effectief mogelijk te behandelen.”
De Jonge volgde 468 patiënten na een hartinfarct. Degenen die depressief werden na het infarct liepen een groter risico op cardiologische complicaties en waren twaalf maanden na het infarct minder goed hersteld. De depressieve klachten uitten zich vooral in moeheid, lusteloosheid en apathie. Uit het onderzoek van De Jonge blijkt dat hier sprake is van een andere vorm van depressie dan tot nu toe bekend uit de psychiatrie. De gebruikelijke psychiatrische behandelingen hebben daardoor niet het gewenste effect.
De Jonge pleit daarom voor een ander type behandeling. „Voor patiënten met een depressie na een hartinfarct kunnen behandelvormen die gericht zijn op beweging -bijvoorbeeld met een hometrainer- of bewustwording van wat er leeft in hun lichaam heel effectief zijn. Dit zou eveneens een preventief effect kunnen hebben op de hartprognose.”