Met de Bijbel in de hand en twee benen op de grond
In mei 1931 verenigden elf jongelingsverenigingen van Gereformeerde Gemeenten zich in een landelijke bond: het begin van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten. Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan verscheen het jubileumboek ”Zolang het zonlicht schijnt”.
Ds. G. H. Kersten, toonaangevend predikant in het toen nog jonge kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten, steunde het initiatief om een bolwerk op te werpen tegen de macht van wereldzin en ongeloof. Zijn visie op school en jeugdwerk kende maar één doel: de wacht houden bij het opkomend geslacht. „Gods kerk wordt bedreigd. Gaat ons opkomend geslacht verloren, dan zal de kerk verloren gaan.” De noodzaak van jongerenwerk onder ambtelijk toezicht is de jaren door alleen nog maar toegenomen. Die boodschap klonk door tijdens de herdenkingsbijeenkomst, in jubileuminterviews en blijkt ook in dit kijk- en leesboek.De geschiedenis van de jeugdbond wordt in overzichtelijke hoofdstukken belicht door S. J. van Leeuwen en W. van Valen. We zien hoe het kleine stekje van het eenvoudige verenigingswerk uitgroeide tot wat de professionele jeugdbond nu is. De eerste voorzitter, ds. A. Verhagen, bepleitte „vanuit liefde tot de rijpere jeugd van de gemeenten” de eenvoudige bestudering van Gods Woord. Het is aardig voor de huidige jongeren om te lezen hoe hun (groot)ouders de toen nog consequent gescheiden jongelings- en meisjesvereniging bezochten.
Niet iedereen was blij met het jeugdwerk. Ging het geen eigen leven leiden? Men vreesde dat verenigingen ”domineesfabrieken” zouden worden. Een bezwaarde ouderling schreef: „Jeugd waarheen? Mij dunkt: stil blijven waar je bent, luisteren naar vader en moeder, trouw ter kerk gaan.” Maar de reserves maakten bij hem plaats voor warme betrokkenheid, zoals bleek bij de verschijning van het blad Daniël. „Gelukkig maar, want de jeugd vraagt om een eigen bearbeiding.” Veel anekdotes uit de praktijk van het jeugdwerk passeren de revue.
Naast bezinning op de Bijbel kwamen ook maatschappelijke onderwerpen, goededoelenacties en ontmoeting aan de orde op de verenigingen. Verenigingen werden uitgebreid met groepen voor jongere kinderen. Aan „onze jongens in Indië” werden verrassingspakketten gestuurd door een werkgroep waarin de bekende ouderling B. Roest van Scherpenzeel zitting had. Jeugdverenigingen werden gemobiliseerd om bijdragen in te zamelen. Later waren het de liefdadigheidsacties, die landelijk de aandacht trokken.
Het eenvoudige jeugdwerk van vroeger, vormgegeven in plaatselijke verenigingen, maakte plaats voor een uitgebreid netwerk van activiteiten voor jongeren nu én de gezinnen waaruit ze komen. Een onvermijdelijke ontwikkeling in onze gecompliceerde tijd die om een grondige toerusting van jongeren en gezinnen vraagt. De jeugdbond verzorgt in dit kader lectuurwerk voor verenigingen, belegt landelijke en regionale bondsdagen en organiseert zomerkampen -met Bijbelstudie als meerwaarde- en winterconferenties voor jongvolwassenen. Aan ouders wordt opvoedingsondersteuning geboden in regionale bijeenkomsten. Het jongerenblad Daniël wordt gelezen in veel gezinnen, binnen en buiten het kerkverband.
Scheidend directeur J. H. Mauritz licht het doel en de begrenzing van het kerkelijk gebonden jeugdwerk toe. De huidige voorzitter van de jeugdbond, ds. W. Visscher, besluit het boek met een waardevolle bezinning op de plaats van het jeugdwerk in onze geseculariseerde tijd. Hij verwijst nadrukkelijk naar de heilige doop en de verantwoordelijkheid van ouders en kerken voor de kinderen, die ooit door Jacobus Fruytier „de hoop van de volgende eeuw” werden genoemd. Het artikel verdient wat mij betreft brede aandacht in de kerken en gezinnen.
Alle aangesloten verenigingen komen in de zijlijn aan het woord met een korte impressie van het jeugdwerk ter plaatse. Al met al een goede mix van bezinning en praktijk, herkenning toen en samenbinding nu.
Het is van de jeugdbond een schot in de roos geweest om ter gelegenheid van het jubileum behalve dit mooi uitgevoerde jubileumboek met veel foto’s, een bundel uit te geven met praktische bezinning op huisgodsdienst. Daarmee heeft hij gezinnen die daar serieus werk van willen maken een goede dienst bewezen! Beide uitgaven benadrukken, elk op eigen wijze, de noodzaak van blijvende aandacht van de kerk voor haar jongeren. Het nageslacht zal Zijn grootheid zingen, zolang het zonlicht schijnt. Met de Bijbel in de hand en twee benen op de grond. Onder beding van Gods onmisbare zegen.
N.a.v. ”Zolang het zonlicht schijnt. 75 jaar jeugdwerk in de Gereformeerde Gemeenten”, met cd met toespraken Bondsdag +16 1991; door J. H. Mauritz en drs. S. J. van Leeuwen (red.); uitg. JBGG, Woerden, 2006; ISBN 90 72871 74 X; 96 blz.; € 12,50.