En Ishmaël
Sjibbolet of sibboleth. Een letter kan beslissend zijn. Dat bedoel ik niet ten aanzien van de naam Ismaël, die Jaap Bönker en Maarten Nota in hun boek weergeven als Ishmaël: ”De God van Abraham, Isaak én Ishmaël”. Wat de toegevoegde waarde is van de h in de naam van de zoon van Hagar wordt overigens niet duidelijk, behalve dat ooit Iet Bleeker die naam zo schreef. Het gaat vooral om het accentje op het woordje en: én Ishmaël. De God van Abraham en Izak is ook de God van Ishmaël.
Jaap Bönker, directeur van de Arabische Wereld Zending, en Maarten Nota, redacteur van het EO-programmablad ”Visie”, maakten samen een reis door het Midden-Oosten, in de voetsporen van Abraham. Nota schreef de gedachten van Bönker op in een journalistiek verslag. Laat ik hier maar direct een kritische noot van me afschrijven. Hoe vlot het verhaal zich ook lezen laat, taal en stijl en bepaalde zinswendingen hebben me nogal eens gehinderd („hij beleefd”, „is vermengt”).Het boek boeit echter wel, om twee redenen. Allereerst omdat het verhaal in Genesis over Abraham minutieus wordt naverteld. Tal van kleine trekjes krijgen aandacht, bijvoorbeeld de vele namen die in deze Bijbelhoofdstukken voorkomen.
In de tweede plaats boeit het boek omdat de twee moderne reizigers de plaatsen van nu aandeden, met de specifieke aardigheden of eigenaardigheden van het huidige Midden-Oosten. De lezer bezoekt Haran en Sichem (Nabloes), de Jakobsbron en Silo, de vlakte van Sodom en Hebron, en alle plaatsen daartussen. Het bezoek aan Hebron vormt „het hart van de reis.” Daar begroef Abraham immers zijn vrouw Sara in de grot van Machpela, daar werd hijzelf begraven door Izak én Ismaël (Gen. 12:9). En daar stonden ze nu, op de plek waar joden, christenen en moslims „dezelfde stamvader eren.” Sinds 1994, toen Baruch Goldstein er een bloedbad aanrichtte, scheidt echter een muur de joodse kant van de islamitische.
Boodschap
Het boek wil echter meer zijn dan een reisverslag. Het is een boek met een boodschap. Kort samengevat luidt die dat het ook met de nazaten van Is(h)maël goed komt. De relatie tussen de halfbroers Izak en Ismaël zal worden hersteld. Dan gaat het uiteraard ook om de uitleg, om de betekenis en toepassing van wat God in Abrahams leven sprak en deed. De belofte aan Abraham in Gen. 15 krijgt alle aandacht die het verdient. Wanneer velen aan de landbelofte in Gen. 15 (:18-21) de Groot-Israëlgedachte ontlenen (met grenzen van Egypte tot aan de Eufraat), vraagt de schrijver (terecht) of de nakomelingen van Ismaël dan niet ook tot Abrahams zaad behoren.
Maar met betrekking tot de herhaling van de belofte aan Abraham in Gen. 17 wordt in het boek weliswaar wel het ”eeuwige verbond” genoemd, maar er staat niet wat dat betekent voor de „eeuwige bezitting” van het land (vs. 9); terwijl uit het vervolg van Gen. 17 toch blijkt dat het eeuwige verbond voor Izak geldt, en niet voor Ismaël, al krijgt die een aparte zegen (Gen. 17:18-21).
Woudezel
Veel uitlegkundige momenten las ik met gemengde gevoelens. Dat heeft ongetwijfeld ook te maken met het zeer diverse bronnenmateriaal waarop de schrijvers zich beroepen. Gaf bijvoorbeeld Abraham werkelijk de Geest (hoofdletter; vgl. Gen. 25:8)? Ik noem hier echter vooral de fundamentele betekenis die wordt gehecht aan het feit dat Ismaël een woudezel wordt genoemd (Gen. 16:12). Dat de ezel in het Oude Testament meer was dan een dom ezeltje zal waar zijn. Het genoot zelfs eer. Bönker wil echter „onze mogelijk vastgeroeste denken” (overigens: weer zo’n taalfout!) doorbreken. Want de ezel krijgt als „enige niet-kosjere dier” de mogelijkheid om door een stuk kleinvee gelost te worden (Ex. 13:13, 34:20). Zo komt hij van de ezel bij het lam, en van het lam bij het Lam, en van Ismaël bij Christus. En zo komt hij bij de Ene Weg voor de verlossing van de nakomelingen van Izak en Ismaël.
De (politieke) gevolgtrekkingen gaan vervolgens ver: „Kortom, er zal sprake zijn van feestelijke trouwerijen tussen twee gezworen vijanden.” Palestijnse kinderen van kopstukken van Hamas zouden de bruid van Olmerts kleinkinderen kunnen zijn? „Surrealistisch?” Dit zijn inderdaad wel heel grote sprongen. Vullen de zonen van Izak en Ismaël elkaar echt (gelijkelijk) aan? De beloften aan het zaad van Izak en van Ismaël gaan in de Schrift toch niet gelijk op?
Dat er ook voor Ismaël beloften zijn is een noodzakelijke correctie in het denken van allen die eenzijdig voor Israël verwachting hebben. En dat ieder het van Jezus als Losser moet hebben is ook helder. Maar over wie gaat het als Paulus in Rom. 11 over de beminden om der vaderen wil spreekt?
Kritisch
Het mag duidelijk zijn dat ik het Schriftgebruik in dit boek vaak niet deel, terwijl ik allerlei journalistieke uitweidingen ook niet altijd terzake vond. Omdat ik in dit korte bestek slechts enkele houtskoollijnen kan trekken, wil ik echter met de schrijvers nog wel wijzen op de noodzaak van bezinning op wat zij noemen ”de sleuteltekst” Jes. 19:23. Daarin wordt over de gebaande weg van Egypte naar Assyrië (Assur) gesproken. De Egyptenaars en de Assyriërs zullen de Heere dienen en Israël zal „de derde” wezen. De schrijvers verwijzen hier naar Gen. 25, waar het gebied van de twaalf zonen van Ismaël wordt gemarkeerd (vs. 12-28) en Egypte en Assur met name worden genoemd.
N. a. v. ”De God van Abraham, Isaak én Ishmaël. Eén Weg naar vrede in het Midden-Oosten”, door Jaap Bönker en Maarten Nota; uitg. Initialmedia, Rotterdam, 2006; ISBN 90 74319 51 3; 192 blz.;