Spanning tussen identiteit en macht
De kabinetsformatie is inmiddels de tweede fase ingegaan. Voorlopig is de SP als coalitiepartner afgevallen. Maar daarmee is nog niet duidelijk wat het dan wel gaat worden. Er zijn nog allerlei alternatieven, variërend van tamelijk voor de hand liggende tot heel ongebruikelijke.
Decennialang stond het proces van de kabinetsformatie in het teken van de keuze die de christendemocraten moesten maken. Gingen zij met de PvdA of met de VVD in zee? De paarse coalitie doorbrak die machtspositie van het CDA. Met de jongste verkiezingsuitslag zijn echter al deze traditionele opties vervallen. Om aan een werkbare parlementaire meerderheid te komen zijn meer partijen nodig dan de traditionele regeringspartijen.Vandaar dat naast de SP ook de ChristenUnie en GroenLinks in beeld zijn. De laatste twee partijen brengen elk voor zich genoeg zetels in om een coalitie van christendemocraten en socialisten aan een meerderheid te helpen. Deelname van deze partijen aan de regering zou een novum zijn. Alleen van GroenLinks geldt dat een van de partijen waaruit zij ontstaan is, de PPR, destijds deel uitmaakte van het kabinet-Den Uyl. Maar dat is alweer een hele tijd geleden.
Strategische positie
Wat kan zo’n kleine partij verwachten wanneer zij (voor het eerst) deel gaat uitmaken van de regeringscoalitie? Dat hangt onder meer af van haar strategische positie. Is zij onmisbaar voor het in stand houden van de parlementaire meerderheid waarop de coalitie rust, of kan zij daarbij ook gemist worden? D66 was in het tweede kabinet-Balkenende nodig, zoals ChristenUnie of GroenLinks onmisbaar zijn voor de parlementaire meerderheid van een te vormen vierde kabinet-Balkenende.
Hier en daar wordt ook de mogelijkheid geopperd dat beide partijen toetreden tot de coalitie van CDA en PvdA, maar als ze verstandig zijn, trappen ze daar niet in. Dan verliezen ze immers hun strategische positie. Ze zijn dan uitwisselbaar. Ligt GroenLinks dwars als het gaat om een thema in de hoek van buitenlandse zaken of defensie, dan kunnen de grote coalitiepartijen zeggen: geen probleem, we hebben de ChristenUnie nog. En is de ChristenUnie furieus tegen een bepaald voorstel dat botst met haar morele opvattingen, dan geldt dat dankzij GroenLinks de parlementaire meerderheid van het kabinet gegarandeerd blijft.
Naast de strategische positie is het ook van belang of zo’n kleine coalitiepartner beleidsmatig een excentrische positie inneemt. Staat zij ver af van de andere partijen, of staat zij op veel punten tussen de grotere regeringspartijen in? In het laatste geval kan zij zo nodig een bemiddelende rol spelen. Ook zal haar achterban zich gemakkelijker in het regeringsbeleid herkennen. D66 had tot op zekere hoogte zo’n rol in de paarse coalitie. Maar in het tweede kabinet-Balkenende paste D66 duidelijk niet. Daar is de partij inmiddels zelf ook achter. De kiezers hebben haar daar flink voor afgestraft. Alleen dankzij de Turkse voorkeurstemmen haalde de partij nog drie zetels.
Links van het CDA
De ChristenUnie zou beleidsmatig ook niet gepast hebben in een coalitie van CDA en VVD. De opstelling van de fractie tegenover het kabinet was de afgelopen kamerperiode vaak uitermate kritisch. En dat zowel als het ging om het sociale beleid, als wanneer minister Verdonk in beeld was. Ze kunnen dan ook blij zijn dat de ”Staphorster variant”, die in 2003 tijdens de formatie een tijdje aan de orde was, niet is doorgegaan.
In een coalitie van CDA en PvdA past de ChristenUnie beter. De laatste jaren is de partij op een aantal beleidsterreinen links van het CDA uitgekomen. Maar op andere punten neemt zij in het Nederlandse politieke spectrum en ook in een coalitie van CDA en PvdA, een excentrische positie in. Dat zijn met name de pro-life- en pro-family-issues, die de afgelopen decennia in hoge mate het beeld van de kleine christelijke partijen bepaalden.
Uiteraard is er in de politiek meer aan de orde (en terecht), maar de ChristenUnie zou haar identiteit verloochenen wanneer zij deze zaken, evenals bijvoorbeeld de zondag, voortaan als memorieposten zou beschouwen. Als zaken waar je in de politieke realiteit van alledag nu eenmaal niets mee kunt.
Ondergrens
Waar ligt voor de ChristenUnie wat dit betreft de ondergrens en waar zou die voor een christelijke partij moeten liggen? Al in de tijd dat Van Dijke nog de grote man was van de ChristenUnie toonde de partij een grote bereidheid (om niet te zeggen een groot enthousiasme) om regeringsverantwoordelijkheid te dragen. Ook in de afgelopen verkiezingscampagne droeg zij dat uit. Rutte mocht dan een coalitie met de ChristenUnie uitsluiten, Rouvoet schreef de VVD als coalitiepartner niet af.
Regeringsdeelname wordt door velen binnen de ChristenUnie gezien als het bewijs dat de partij nu echt volwassen is geworden en volop meetelt in de grote politiek. Heel anders dan vroeger, toen de RPF en het GPV samen met de SGP tot ”klein rechts” werden gerekend: splinterpartijen zonder veel politieke betekenis.
Nu is een politieke partij naar haar aard gericht op het uitoefenen van invloed en het dragen van regeringsverantwoordelijkheid, maar een partij die dat erg graag wil, maakt zich wel kwetsbaar. Dat geldt zeker voor een kleine partij die er rekening mee moet houden dat haar slechts een bijrol gegund wordt. Het risico is groot dat de identiteit van de partij opgeofferd wordt aan de wens om te participeren in de macht.
Zeker in deze tijd moet een christelijke partij goed beseffen hoever het gangbare regeringsbeleid afstaat van wat het naar Gods geboden zou behoren te zijn. Zij moet zich realiseren hoezeer men in onze maatschappij gewend is het goede kwaad te noemen en het kwade goed. Zij moet diep doordrongen zijn van de ernst van de zonde.
Onbetrouwbaar
Het zal ook duidelijk zijn dat naarmate die fundamentele noties wegslijten, men met meer kans op succes kan aanschuiven bij de informateur. Waar staat de huidige ChristenUnie in dit krachtenveld? Ongetwijfeld anders dan de SGP, maar wellicht ook anders dan GPV en RPF zich voorheen opstelden. In ieder geval was het opmerkelijk dat de fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Utrechtse gemeenteraad in NRC Handelsblad niet alleen instemde met de gedachte dat het niet realistisch is om te verwachten dat de overheid de abortuswetgeving terugdraait, maar bovendien verklaarde dat de overheid onbetrouwbaar zou zijn wanneer ze dat wel zou doen.
Moeten we dan niet constateren dat, althans deze lokale christenpoliticus, gewend geraakt is aan dingen waaraan men nooit zou mogen wennen? Wordt het kwaad op die manier niet gebagatelliseerd? Beseft men nog wel dat door het vrijgeven van de abortus (zelfs vanwege een hazenlip) het land met bloedschulden vervuld is? Kennelijk was de oproep van Dorenbos aan Rouvoet tijdens de verkiezingscampagne om zaken als abortus en euthanasie blijvend een hoge prioriteit te geven, toch niet helemaal overbodig.
Nu zal duidelijk zijn dat, zelfs al zou daarvoor een politieke meerderheid te vinden zijn (hetgeen volstrekt niet het geval is), je niet in één kabinetsperiode kunt rechtzetten wat in vele kabinetsperiodes verkeerd gegaan is. Maar het heeft natuurlijk alleen zin om als christelijke partij aan het kabinet deel te nemen wanneer je daarmee iets van een trendbreuk teweeg kunt brengen. Als er nauwelijks wat verandert, behalve dan dat je gedurende een aantal jaren een minister en wellicht twee staatssecretarissen mag leveren, wat schiet je daar dan principieel gezien mee op?
Het heeft alleen zin om vuile handen te maken als je op die manier iets schoon kunt krijgen. Marijnissen gaat ook niet terwille van wat marginale aanpassingen in het kabinet zitten. Niet nu hij 25 zetels heeft, maar evenmin toen hij er nog veel minder had. Zou een christelijke partij dat dan wel moeten doen? Of moet ook hier gezegd worden dat de kinderen dezer wereld voorzichtiger zijn dan de kinderen des lichts (Lukas 16:8)?
Gedoogsteun
Anders dan in 2003 is de SGP bij de formatie niet in beeld. Zij zou ook helemaal niet passen in een centrumlinkse coalitie, zoals nu in de maak is. Bovendien staat zij als theocratische partij verder af van het politieke bestel dan de ChristenUnie. Toch denken tal van SGP’ers met een zekere weemoed terug aan de dagen dat het erop leek dat hun partij op de een of andere manier nodig was voor de vorming van een kabinet. Maar zeker ook voor de SGP geldt dat men geen regeringsverantwoordelijkheid moet willen (en durven) dragen voor zaken waarvoor men om des gewetens wil niet verantwoordelijk kan zijn.
Eind jaren zeventig, bij de vorming van het eerste kabinet-Van Agt, was een bepaalde gedoogsteun van de kant van SGP en GPV nodig, omdat een aantal progressieve CDA-Kamerleden zich bij voorbaat al van deze combinatie van CDA en VVD distantieerden. Ds. Abma (SGP) zegde toen toe een loyale houding ten opzichte van dit kabinet te zullen innemen, Verbrugh (GPV) was bereid het kabinet voorwaardelijk te steunen. Maar dat ging duidelijk minder ver dan wanneer men tot de coalitie was toegetreden.
Gemeente
Soms wordt verwezen naar de gemeentelijke situatie, waar een partij als de SGP sinds jaar en dag wethouders levert. Die vergelijking gaat echter niet zonder meer op. Politiek en staatsrechtelijk zijn er niet onbelangrijke verschillen. In Den Haag staat veel meer de eenheid van het regeringsbeleid voorop, al wordt in toenemende mate (zie maar deze week) tegen die regel gezondigd. Op gemeentelijk vlak is er voor wethouders een grotere ruimte om publiekelijk minderheidsstandpunten in te nemen.
Daarnaast is van grote betekenis dat in de gemeentepolitiek een heleboel zaken niet aan de orde komen of gewoon een vaststaand gegeven zijn. Het abortusbeleid is geen gemeentelijke aangelegenheid. Gemeentebestuurders hebben maar een beperkte beleidsruimte en daarmee ook een beperkte verantwoordelijkheid. Voor de Haagse politiek ligt dat anders. Vandaar ook dat het argument dat sinds de jongste raadsverkiezingen in een aantal gemeenten CDA en SP samen in het college zitten en dat dus in Den Haag ook zou moeten kunnen, geen hout snijdt.