„Fiscus dupeert kostwinner”
ROTTERDAM - Het door de overheid gevoerde fiscale gezinsbeleid kan rechtvaardiger. Een klassiek kostwinnersgezin betaalt substantieel meer belasting dan tweeverdieners met eenzelfde gezinsinkomen.
Dat stelt hoogleraar fiscale economie prof. dr. Leo Stevens vrijdag in zijn afscheidsrede aan de Erasmus Universiteit.Uit berekeningen van Stevens blijkt dat een alleenverdienersgezin met een gemiddeld inkomen jaarlijks een kwart meer aan belasting verschuldigd is dan een gezin waarin beide partners de helft van dit inkomen verdienen. Wanneer het plan van diverse partijen (waaronder het CDA) om de overhevelingsmogelijkheid van de algemene heffingskorting voor de niet-werkende partner af te schaffen wordt uitgevoerd, wordt het verschil bijna 40 procent.
Om de geconstateerde ongelijkheid tegen te gaan, stelt Stevens voor het huidige onderscheid tussen inkomen uit arbeid en inkomen uit vermogen in de belastingopgave van gezinnen te laten vervallen. Beide bestanddelen zouden dan vrijelijk aan beide partners kunnen worden toegerekend. Nu is dit alleen zo bij inkomen uit vermogen. Het voorstel komt neer op invoering van een zogeheten splitsingsstelsel.
Volgens SGP-fractievoorzitter Van der Vlies slaat Stevens met zijn berekeningen „de spijker op de kop.” „Gezinnen met een gelijk inkomen horen een gelijke belastingdruk te ontvangen. Voor de overheid blijken emancipatiedoelstellingen echter belangrijker dan een evenwichtige lastenverdeling.”
De ChristenUnie ziet Stevens’ betoog als een bevestiging van het eigen verkiezingsprogramma. „Dit bewijst nog maar eens dat we de overdraagbaarheid van de heffingskorting niet moeten afschaffen.”
Directeur P. Schalk van vakorganisatie RMU spreekt van „schokkende percentages.” „Dit is een welkome cijfermatige onderbouwing van een vermoeden dat we al lange tijd hadden. Het kabinetsbeleid is in de afgelopen jaren vooral gericht op arbeidsmarktparticipatie. Alsof betaalde arbeid alles is. Veel mensen maken een andere keuze, bijvoorbeeld voor hun gezin of vrijwilligerswerk.”
Het CDA is juist uiterst sceptisch over Stevens’ betoog. Kamerlid Verburg: „Hij maakt er wel een erg rekenkundig verhaal van dat niet wordt weerspiegeld in de samenleving. Wij merken juist dat ouders steeds vaker zorg en arbeid willen combineren, dat is hun eigen keuze.”
In zijn afscheidscollege pleit Stevens er tevens voor de in 2001 ingevoerde mogelijkheid om te opteren voor fiscaal partnerschap slechts toegankelijk te maken voor personen die tegenover elkaar daadwerkelijk een zorgrelatie hebben. Fiscaal partnerschap zou dan slechts gelden voor gehuwde en geregistreerde partners en niet voor andere samenlevers.
„Men kan zich afvragen of mensen die ten opzichte van elkaar geen onderhoudsverplichtingen hebben, wel als fiscaal partner moeten worden erkend. Bovendien kunnen zij als enige ieder jaar opnieuw beslissen of zie hiervoor kiezen. Dat is wel erg vrijblijvend en geeft een hoop administratief gedoe”, aldus Stevens.