Opinie

Enthousiasme over ID bedenkelijk

Het is zorgelijk dat sommigen in christelijke kring het concept van Intelligent Design met sympathie tegemoettreden, stelt drs. H. Ligtenberg in reactie op het verslag van het slotdebat over weten en geloven, vorige week dinsdag in de Beurs van Berlage.

5 December 2006 07:37Gewijzigd op 14 November 2020 04:20

Opnieuw is er discussie naar aanleiding van het concept van Intelligent Design, dat sinds enige tijd in de belangstelling staat. Er zijn ook christenwetenschappers die naar genoemde ’theorie’ blijven lonken. De gedachte heeft wel iets aantrekkelijks: echte wetenschap bedrijven vanuit de stimulans dat er aan de wereld een intelligent ontwerp ten grondslag ligt. Toch, wie als christelijk onderzoeker de ID-opvatting omarmt, moet zich maar eens afvragen wat zijn motief is. Al te lang zijn immers christenen verguisd om hun ’achterhaalde’ denkbeelden. En wekt de gedachte van ID dan niet de prettige, maar o zo bedrieglijke suggestie dat je als Bijbelgetrouw wetenschapper volop mag ’meetellen’?Veel structuren in de natuur dragen voor de christen de kenmerken van een ontwerp en zijn overduidelijk meer dan een concentratie van ’blinde’ toevalligheden. Er is gewezen op de bouw van een complex orgaan als het menselijk oog. Darwin zelf heeft, wat dit laatste betreft, moeten toegeven dat de gedachte hieraan hem „koude rillingen” bezorgde.

Echter, de seculiere wetenschap zal het ID-concept toch vroeg of laat ontmaskeren als een ”asylum ignorantiae” (een toevluchtsoord voor de onwetendheid). Het enthousiasme waarmee ID in onze kring soms wordt begroet doet me te veel denken aan de reactie van de Israëlieten bij het verschijnen van de ark in het leger. En we weten (1 Sam. 4) hoe het is afgelopen. Daarom meen ik dat we met onze sympathie, of zelfs keuze, voor ID als (let wel!) wetenschappelijk concept de verkeerde weg inslaan. Er gaat een gevaarlijke bekoring, om niet te zeggen: betovering, van uit. Alleen al het feit dat sommige aanhangers van ID aangeven niet te willen tornen aan de theorie van de geleidelijke ontwikkeling (zoals Cees Dekker), moet ernstig te denken geven! Het buigen voor het Dagonbeeld van de evolutieleer is zeker niet minder verwerpelijk.

Toren
Er is getracht het ID-concept te onderbouwen vanuit de waarschijnlijkheidstheorie. Geef een kind dat nog geen cijfers kent twintig blokken, genummerd van 1 tot en met 20. Even later blijkt er een toren van gebouwd te zijn, waarbij de blokken precies in oplopende getalsvolgorde op elkaar zijn geplaatst. Allicht heeft een ’intelligent’ ouder broertje daarin de hand gehad. Maar wie zal beweren dat de toren door het kind zelf is gebouwd? Dat zou immers een ongelooflijk toeval zijn. De kans daarop is kleiner dan één op de miljard keer miljard, dus praktisch gezien nul.

Werp de toren om en bouw hem opnieuw, blindelings, op. Stel dat de getallen op de blokken nu verschijnen in de volgorde 15, 2, 6, 19, 7 enzovoort, dus geheel willekeurig. Niemand vermoedt hier een intelligent ontwerp, terwijl deze volgorde van de blokken precies even onwaarschijnlijk is als de eerste! Als de toren elke minuut eenmaal totaal willekeurig wordt opgebouwd, dan zal gemiddeld eenmaal in de 5 miljoen keer miljoen jaar de laatstgenoemde volgorde van de blokken verschijnen.

Iets wat uitermate onwaarschijnlijk is, is hier dus zomaar even door ’het toeval’ tot stand gebracht! Ik denk daarom dat de aanhangers van het evolutiegeloof (meer is het inderdaad niet) en van de hedendaagse kosmologie deze kritiek niet zullen vrezen. Ze roepen de factor tijd te hulp om daarmee de meest onwaarschijnlijke stappen in het ontwikkelingsproces te verklaren. Als er maar genoeg tijd is, zal ook datgene kunnen gebeuren wat vrijwel onmogelijk wordt geacht. Of ze werpen eenvoudig tegen dat alles is zoals het is en wij er zijn omdat we er zijn, en daarom ’toevallig’ deelnemen aan dit heelal, in de door ons waargenomen constellatie.

Ik meen dus dat de resources van deze theorie gemakkelijk worden onderschat. Niet dat de zogenaamde bewijzen die men ervoor aanvoert op de christen enige indruk behoeven te maken. En evenmin kunnen de woorden uit Romeinen 5 over de oorsprong van de dood in de wereld worden uitgewist. De evolutietheorie is slechts het product van een verblinde geest „die zich totaal heeft overgegeven aan de zwaartekracht van het stoffelijke en het bestaan van een Schepper ondergaat als een constant verwijt” (A. C. Wilsmann).

Blinde
Aan de seculiere wetenschapper kan worden gevraagd: Wordt voldoende beseft dat die onderzoeker zelf deel uitmaakt van de kosmos (indien hij niet over schepping wil spreken) waarvan hij de oorsprong en de wetmatigheden naspeurt? De bekende natuurkundige Heisenberg drukte het zo uit: „Wat we observeren is niet de natuur zelf, maar de natuur die is onderworpen aan onze manier van vragen stellen.” Dit moeten we ons voortdurend realiseren.

Iemand probeerde eens (het voorbeeld is van Erskine) een blinde duidelijk te maken hoe helder het licht van de zon is. Na vele, uiteraard vergeefse, pogingen riep de blinde uit: „O, nu begrijp ik het, het is als het geluid van een grote bazuin!” Omdat deze man alleen geluiden waarnam, kon hij het probleem ook alleen maar in termen van geluid benaderen. Laten de wetenschappers in dit besef hun onderzoekingen verrichten.

Een kind kan menen dat het uitspansel ooit door een man op een ladder met een schilderskwast van zijn blauwe kleur is voorzien. Eenvoudig omdat andere concepten, zoals theorieën over straling, golflengte en verstrooiing, nog ver buiten zijn blikveld liggen. Zouden de wetenschappers van vandaag het er beter van afbrengen? Goed, ze stellen hun vragen aan de natuur op een ’hoger niveau’, maar ook zij kunnen zich niet ontworstelen aan het zelfgeconstrueerde schema van begrippen zoals tijd, ruimte, kracht en energie. Ook zij zijn blij als een kind (!) wanneer onderdelen van een theorie een systematische eenheid blijken te vormen. Maar de ware christen weet: Hoe groot zijt Gij! „De sterren zijn niet zuiver in Zijn ogen. Hoeveel te min de mens, die een made is en des mensen kind, die een worm is.” Hij wenst als Job aan Gods voeten te komen en te smeken: „Ik zal U vragen en onderricht Gij mij.” Dat is met recht de omgekeerde wereld.

De auteur is docent natuurkunde.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer