Hollandsche Schouwburg laat geroofde kunstwerken zien
AMSTERDAM (ANP) – In de Tweede Wereldoorlog zijn tienduizenden kunstvoorwerpen van joodse particulieren in Duitsland terecht gekomen. Zij moesten hun bezit gedwongen verkopen of verloren het door roof of confiscatie. Na de oorlog lukte het vaak niet om de eigenaren terug te vinden. De Hollandsche Schouwburg besteedt vanaf donderdag aandacht aan deze werken tijdens de tentoonstelling ’Geroofd, maar van wie?’.
De expositie toont een selectie van ongeveer vijftig kunstwerken uit een grote hoeveelheid ’geroofde’ objecten. Bureau Herkomst Gezocht heeft de afgelopen acht jaar een intensieve zoektocht gedaan naar de ’roots’ van ongeveer 4700 werken. Tot nu toe zijn bijna vijfhonderd schilderijen en andere objecten teruggegeven aan een rechtmatige eigenaar of diens erfgenamen.In de jaren negentig ontstond beroering bij het Nederlandse publiek toen bleek dat veel roofkunst nog altijd niet terug was bij de rechtmatige eigenaren. De overheid stelde een onderzoek in. De commissie Ekkart toonde daarop in 1998 aan dat het mogelijk was om een deel van de eigenaren te traceren. Daarop kreeg Bureau Herkomst Gezocht de opdracht zich hier op te storten. Volgens Rudi Ekkart zijn de resultaten van acht jaar onderzoek beter dan destijds verwacht. Maar nog altijd zijn momenteel ruim 4000 stukken in beheer van het Instituut Collectie Nederland in de zogenaamde Nederlands Kunstbezit collectie.
Het bureau heeft speurtochten over de hele wereld uitgevoerd om erfgenamen te achterhalen en talloze archieven uitgeplozen. Dat was lastig, vertelde Ekkart, omdat sommige families helemaal zijn uitgeroeid en omdat sommige erfgenamen niet van het bestaan van de kunstwerken af wisten. Ekkart hoopt dat met de tentoonstelling opnieuw eigenaren kunnen worden opgespoord. Zo is de expositie gartis toegankelijk en zijn de werken ook op internet zien.
Een van de werken op de tentoonstelling is een schilderij van een landschap dat Martin Heidemann, een Pools–joodse kunstverzamelaar, in de Tweede Wereldoorlog bij de Duitse roofbank Lippmann–Rosenthal in Amsterdam moest inleveren. Heidemann stierf in 1945 in Bergen–Belsen. Na de oorlog kon hij als eigenaar worden erkend, omdat zijn naam in de archieven stond. Tot nu toe is zijn zoon, die de oorlog overleefde, niet gevonden. De zoektocht liep spaak in Argentinië.
Op de expositie is ook een succesverhaal te zien. Het betreft een zilveren kidoesjbeker met Hebreeuwse inscriptie. Met behulp van een medewerkster van het Joods Historisch Museum werd de tekst op de beker vertaald. Hij bleek in 1889 door de joodse gemeente van Oud–Beijerland te zijn geschonken aan een inwoner ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag. Vermoedelijk was de beker in 1940 in bezit van zijn kleinzoon, die in de oorlog omkwam. Vorig jaar dienden vijf erfgenamen zich aan, die de beker terug hebben gekregen.