Niet geselecteerd op heldhaftigheid
Titel: ”Burgemeesters in oorlogstijd. Besturen onder Duitse bezetting”
Auteur: Peter Romijn
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2006
ISBN 90 5018 7714
Pagina’s: 746
Prijs: € 45.
Titel: ”Een schrijver in oorlog. Vasili Grossman, verslaggever bij het Rode Leger”
Auteur: Antony Beevor en Loeba Vinogradova
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2006
ISBN 90 5018 761 7
Pagina’s: 458
Prijs: € 25.Aan stereotypen over NSB-burgemeesters geen gebrek: dom, arrogant en op macht belust. Een cursus om het vak van eerste burger onder de knie te krijgen, verhielp daar niets aan. „Ken het dat ik je kan?” „Ja, van de burgemeesterscursus.” Historicus prof. dr. P. Romijn wijdde een omvangrijke studie aan de burgemeesters in oorlogstijd.
Nederland telde kort voor de Tweede Wereldoorlog zo’n duizend burgemeesters. Slechts enkelen daarvan werden kort na de Duitse inval ontslagen, zoals de Goudse burgemeester K. F. O. James. Niet al te diplomatiek had de burgervader een Duitse piloot toegevoegd: „Deutsche Pflicht, Deutsche Ehre, Deutsche Treue, ich kenne das, ik pfeife darauf.” Verreweg de meeste burgemeesters bleven in functie.
Typerend voor de Duitse opvatting van het ambt van burgemeester was het vervangen van bordjes „naar het gemeentehuis” door bordjes met „Zum Bürgermeister.” De burgemeesters vormden de schakel tussen het Duitse bezettingsbestuur en de Nederlandse samenleving. Die schakelfunctie bracht veel gewone burgemeesters in een moeilijke situatie. Romijn schetst de gewetensvragen rondom de handhaving van openbare orde, het Jodenvraagstuk en de tewerkstelling aan het eind van de oorlog.
Besmet blazoen
Een uitzondering vormden de NSB-burgemeesters. Naarmate de oorlog langer duurde, stelden de Duitse autoriteiten meer nationaalsocialistische burgemeesters aan. Een deel had vooroorlogse bestuurservaring en was ter zake kundig. De groeiende meerderheid was dat niet of minder. Na de bevrijding werd het bestuursapparaat gezuiverd. NSB’ers en andere burgemeesters met een besmet blazoen ruimden het veld.
De studie van Romijn - deskundige op het gebied van de Duitse bezettingspolitiek - laat zien dat „vasthouden aan het concept van redden wat er te redden valt” niet mogelijk was „zonder principieel aan respect en zelfrespect te verliezen.” Voor de studie is een geweldige hoeveelheid archiefwerk verricht. Veel nieuwe bronnen zijn aangeboord, met name uit het archief van het NIOD.
Ondanks de grote toegevoegde waarde van het boek, kent de studie wel een aantal problemen. Zo geeft Romijn in de inleiding aan dat het boek chronologisch van opzet is. In de uitwerking blijkt dat echter maar al te vaak niet het geval te zijn. Bovendien hanteert Romijn een niet altijd even heldere thematische indeling. Zo overlapt hoofdstuk 16, over de verantwoordelijkheid van de burgemeesters voor politietaken, deels hoofdstuk 17, over de rol van de politie bij de ”Entjudung”.
Het boek telt verder veel elkaar overlappende passages. Een citaat over francs-tireurs in de Eerste Wereldoorlog komt bijvoorbeeld twee keer voor. Informatie is soms erg verbrokkeld opgeschreven. Een voorbeeld daarvan is de manier waarop het ontslag van de Dordtse burgemeester J. Bleeker in het boek wordt besproken. Bleeker is eerst onderwerp van bespreking als het gaat over het verlies van inkomsten voor ontslagen burgemeesters. Meer dan honderd pagina’s later wordt de reden van zijn ontslag duidelijk. Twintig pagina’s verderop in datzelfde hoofdstuk wordt nog eens geschreven over de rol van Bleeker.
Mankementen
Het perspectief dat Romijn hanteert is wellicht debet aan de worsteling tussen thematiek en chronologie. Vaak staan -anders dan titel, inleiding en achterflap suggereren- niet de burgemeesters in het middelpunt. Met name de rol van secretaris-generaal K. J. Frederiks krijgt een sterk accent. Door een meer thematische aanpak hadden wellicht de burgemeesters meer aandacht gekregen, zoals wel het geval is in de hoofdstukken over de NSB-burgemeesters.
Een aantal kleine mankementen ontsiert het boek. Zo zijn nogal wat typefouten en inconsistenties ontsnapt aan het oog van de corrector: ”toepssing” (256), ”naart” (210) en ”gedporteerde” (710) zijn maar een paar voorbeelden. „Noch diezelfde dag” (97) in plaats van nog diezelfde dag is wel een erg grote uitglijder. Dat geldt ook voor de twee paragrafen met nummer 4 in hoofdstuk 22. Ten minste één bron is niet terug te vinden in de literatuuropgave. Meer dan jammer is het dat een lijst met afkortingen en een zakenregister ontbreken. Grafiekjes, bijvoorbeeld over de gestage groei van het aantal NSB-burgemeesters, hadden eveneens een toegevoegde waarde gehad. Die kritiek neemt niet weg dat het omvangrijke onderzoek heeft geleid tot een bijzonder boek over een intrigerend aspect van de bezettingstijd.
Russische kant
Heel anders van karakter is het boek ”Een schrijver in oorlog”. Waren burgemeester in oorlogstijd niet op heldhaftigheid geselecteerd, Vasili Grossman was dat evenmin. Toch werkte de Joods-Russische romanschrijver bijna vier jaar lang als oorlogsverslaggever aan de Russisch-Duitse fronten. De Duitse inval, Stalingrad, Koersk, Berlijn - Grossman was erbij. „In vredestijd zou niemand Grossman hebben aangezien voor een militair, maar aan het front wekte hij de indruk een doorsnee commandant van een infanterieregiment te zijn”, schreef zijn collega en vriend Ilja Ehrenburg.
Grossman werkte als verslaggever bij Krasnaja Zvezda (De Rode Ster). Behalve de officiële, gecensureerde artikelen die Grossman schreef, maakte hij voortdurend aantekeningen in zijn eigen notitieboeken. Een deel van die aantekeningen gebruikte hij voor zijn artikelen, een ander deel belandde in zijn romans. Veel aantekeningen, variërend van vluchtige krabbels tot uitvoerige notities, werden nooit gebruikt. Antony Beevor en Loeba Vinogradova bezorgden, meer dan veertig jaar na de dood van Grossman, deze aantekeningen in ”Een schrijver in oorlog”.
Het boek geeft een boeiend beeld van de Russische kant van de Tweede Wereldoorlog. De korte commentaren tussen de teksten van Grossman hebben niet altijd evenveel toegevoegde waarde, maar zijn soms toch onmisbaar. Indrukwekkend is het 27 pagina’s tellende verslag van het bezoek dat de Russische journalist bracht aan Treblinka. „De aarde spuugt verbrijzelde botten, tanden, kleren, papier uit. Ze wil geen geheimen bewaren.”