Beleid Verdonk los van waarheid en gerechtigheid
Mr. Marianne Verhage-van Kooten heeft zich gestoord aan de uitspraken van minister Verdonk van Vreemdelingenzaken zaterdag in deze krant.
„Ik houd van mouwen opstropen”, zo begint het interview zaterdag in deze krant met minister Verdonk. Stevige uitspraken genoeg. Verantwoordelijkheid wordt gedeeld. „Wij hebben immers de wetten en regels met elkaar gemaakt en die moeten uitgevoerd worden.”Als ik niet beter zou weten, zou ik bijna onder de indruk raken. Maar helaas, ik weet beter. Op de plank boven mijn bureau staat een enorm dossier. Opgebouwd in een achttal jaren. Van achter het dossier kijkt een viertal mensen mij aan. Een vader en moeder van begin en midden vijftig, afkomstig uit Syrië. Twee kinderen van 9 en 7, van wie één hier in Nederland geboren. Al acht jaar verblijven zij in diverse asielzoekerscentra. Op het eerste gezicht wonen ze in een mooie flat. Ze wonen daar echter niet alleen. Ze moeten de flat delen met een moslimmoeder met twee volwassen kinderen.
De familie is in Nederland christelijk geworden. De ouders hebben belijdenis gedaan en samen met de kinderen zijn ze gedoopt. Vanuit totaal verschillende culturen zitten deze gezinnen gedwongen bij elkaar. Ze kunnen niet met elkaar overweg, maar maken wel gebruik van dezelfde keuken, douche en wc en moeten door elkaars huiskamer heen lopen om in hun eigen slaapkamer te komen.
Beide gezinnen komen rond van een klein bedrag per week. Gewerkt mag er niet worden. De ene dag glijdt over in de andere. Ondertussen zijn ze bang dat ’ze’ misschien vannacht komen. De IND kan namelijk zomaar voor de deur staan en aangeven dat ze nu naar het uitzetcentrum moeten.
Ik hoor mevrouw Verdonk spreken: „Deze mensen denken dat ze geen gevolgen aan de uitspraak van de rechter hoeven te geven.” Ik weet echter dat de procedures voor de rechter in de praktijk iets anders betekenen. In de asielzoekerprocedures gaat het namelijk niet om waarheidsvinding, maar om toetsing van het overheidsbeleid. Hier telt alleen de vraag of de overheid in deze situatie op dat moment tot haar besluit mocht komen.
De indruk wordt gewekt dat als de rechter gesproken heeft de waarheid over de asielzoekers aan het licht gekomen is. Wat slechts gebeurt, is een marginale beleidstoetsing. Dit leidt slechts tot de uitspraak dat de minister tot haar beslissing heeft kunnen komen, in plaats van dat gezegd wordt dat de asielzoeker op terechte gronden het land wordt uitgewezen.
Dan hoor ik mevrouw Verdonk zeggen: „Ja maar, als mensen echt terug willen, dan kunnen ze terug. Als mensen naar de ambassade gaan, kan terugkeer worden geregeld.” Ook hier is de waarheid anders. De man en vrouw over wie ik het heb zijn een aantal keren naar de dichtstbijzijnde Syrische ambassade in Brussel geweest. Als belangenbehartiger heb ik de meest diverse instanties over de hele wereld voor hen aangeschreven. De Nederlandse ambassade in Damascus geeft me de zekerheid dat al mijn zwoegen voor deze familie geen zin heeft. Zonder papieren ben je nergens. Je moet namelijk met papieren die je nooit hebt gekregen, bewijzen dat je zegt wie je bent. De Syrische ambassade in Brussel weet dat maar al te goed. Mijn familie heeft daar menig keer op de stoep gestaan en moest onverrichter zake terugkeren omdat deze papieren ontbraken.
Angst
In de afgelopen acht jaar zag ik langzaam een familie te gronde gaan. Angst beheerst het hele gezin. De moeder moet ’s nachts de hand van de oudste jongen vasthouden, want hij is bang dat hij haar kwijtraakt. Zij probeert het gezin, ondanks al haar psychosomatische klachten, draaiende te houden. Bij het opstaan kan het zomaar gebeuren dat er weer een familie meegenomen is. Men weet waarheen: het uitzetcentrum! De verhalen die rondgaan zijn vreselijk.
Minister Verdonk mag dan trots zijn op het feit dat ze houdt van het opstropen van haar mouwen, maar ik denk dat ik de ogen van menig asielzoeker die in dit schuitje zit niet meer van mijn netvlies krijg als ik nu nog langer zwijg! Het opstropen van mouwen, los van waarheid en het doen van gerechtigheid, vind ik een bedenkelijke zaak.
De auteur is juridisch adviseur en docente hulpverleningsrecht aan de Christelijke Hogeschool Ede.