Dekker vergelijkt drie christelijke encyclopedieën
Titel: ”Van het centrum naar de marge, de ontwikkeling van de christelijke godsdienst in Nederland”
Auteur: Gerard Dekker
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2006
ISBN 90 435 1332 6
Pagina’s: 253
Prijs: € 19,90.
Vergelijkend onderzoek is een belangrijke bron van kennis. Vandaar dat het een goed idee was van de nog altijd actieve emeritus hoogleraar godsdienstsociologie, G. Dekker, om de drie uitgaven van de ”Christelijke Encyclopedie” aan een systematische vergelijking te onderwerpen. Eerder deze maand werd zijn studie gepresenteerd onder de titel ”Van het centrum naar de marge”. De eerste en de tweede editie van deze encyclopedie verschenen in de tweede helft van de jaren twintig respectievelijk de jaren vijftig van de vorige eeuw, de derde kwam precies een jaar geleden gereed. Bij elkaar bieden ze een overvloed aan materiaal. De eerste editie omvatte bijna 4500 pagina’s, de tweede editie 4200. De derde editie is veel minder omvangrijk, maar komt net nog boven de 2000 pagina’s uit.
Dekker heeft voor zijn vergelijkend onderzoek meer dan vijftig onderwerpen vergeleken, variërend van eeuwig leven, Schriftgezag, jodendom en antithese tot homoseksualiteit, feminisme, doodstraf en toneel. Kortom, een reeks onderwerpen waarover in tachtig jaar tijd de opvattingen in protestants-christelijke kring aanzienlijk zijn veranderd.
Zijn conclusie is dat veel zaken die vroeger absoluut gesteld werden, nu gerelativeerd worden of helemaal zijn losgelaten. Aan de belijdenis wordt minder waarde gehecht. De Bijbel speelt niet meer die exclusieve rol die hij voorheen had. Van het verzet tegen allerlei moderne ontwikkelingen is niet veel meer overgebleven.
Nu wil ik niet alles wat in de eerste editie van de ”Christelijke Encyclopedie” gesteld werd voor mijn rekening nemen, maar de door Dekker gesignaleerde ontwikkeling is in de meeste gevallen negatief te duiden. In dit boek wordt de lezer daar nog weer eens heel uitdrukkelijk mee geconfronteerd.
Methodologische hobbels
Er zitten echter in deze vergelijkende studie twee methodologische hobbels. Dekker signaleert die wel, maar houdt er verder onvoldoende rekening mee. Alle drie de vergeleken edities zijn onder dezelfde naam en bij dezelfde uitgever verschenen. Maar er is ook een heleboel veranderd.
De eerste editie van de ”Christelijke Encyclopedie” was duidelijk een gereformeerde encyclopedie. De tweede was orthodox-protestants, terwijl de derde als oecumenisch-christelijk kan worden bestempeld. De rooms-katholieken zijn er, zowel wat betreft de keuze van de medewerkers als wat betreft de selectie van de lemmata, volledig bij betrokken.
Een tweede verschuiving betreft de aanpak. De eerste twee edities hadden duidelijk een thetisch karakter. Men wilde de lezer niet alleen objectief informeren, maar hem ook het op de Bijbel gefundeerde gereformeerde/protestantse standpunt aanreiken. De derde editie heeft alleen informatieve pretenties. Het gaat nu om het christendom als cultureel verschijnsel.
Die twee verschuivingen hebben duidelijk consequenties voor het vergelijkend onderzoek van Dekker. Helaas houdt hij daar niet of nauwelijks rekening mee. Zo draagt zijn boek de ondertitel ”De ontwikkeling van de christelijke godsdienst in Nederland”. En ook in de tekst heeft hij het er verschillende malen over dat een vergelijking tussen de verschillende edities inzicht geeft in de ontwikkeling van de christelijke godsdienst in de loop van de tijd.
Strenge lijn
Maar de Gereformeerde Kerken, waartoe de uitgever, de eindredactie en het gros van de medewerkers van de eerste editie van de ”Christelijke Encyclopedie” behoorden, vertegenwoordigden anno 1925 natuurlijk niet het christendom in Nederland. Behalve de rooms-katholieken was er ook de toen nog omvangrijke Hervormde Kerk. De gereformeerdebonders hadden betrekkelijk veel affiniteit met de opvattingen in de Gereformeerde Kerken, maar andere hervormde richtingen stonden daar veel verder vanaf. De gereformeerden vertegenwoordigden in het interbellum de (tamelijk) strenge lijn in het Nederlandse protestantisme.
De omvangrijke verschuivingen die Dekker signaleert, tekenen ons primair de ontwikkeling van de neogereformeerde wereld. Daar waren de verschuivingen groter dan in andere sectoren van het protestantisme, waar men zich in het begin van de twintigste eeuw al meer had aangepast aan de moderne cultuur. Als de eerste editie van de ”Christelijke Encyclopedie” verschenen was in ethisch hervormde kring en de tweede editie in de hoek van de hervormde middenorthodoxie, dan zouden er ook wel allerlei veranderingen te signaleren zijn, maar die waren dan lang niet zo ingrijpend geweest als Dekker nu signaleert. Daarom mag hij de resultaten van zijn onderzoek niet generaliseren naar het christendom als geheel. Zeker mensen die minder thuis zijn in de kerkelijke wereld, zet hij daardoor op het verkeerde been.
Meer afstandelijk
Daarnaast is er de andere, meer afstandelijke aanpak van de derde editie. Op zich is het niet toevallig dat daarvoor gekozen is. Dat past duidelijk bij de hedendaagse lezer die zich misschien nog wel wil laten informeren over het christendom, maar niet op een belerende manier. Dat past ook goed bij het moderne christendom, dat gekenmerkt wordt door vaagheid en pluraliteit. Maar dat betekent wel dat expliciete stellingnames die de lezer in oudere edities van de ”Christelijke Encyclopedie” tegenkomt, per definitie afwezig zijn in de laatste editie. En dat ongeacht de opvattingen van de auteur.
Dat neemt niet weg dat ook in de derde editie de keuze van de auteurs van betekenis is. Als Dekker het opvallend vindt dat in de bijdrage over de kerk verwezen wordt naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis die de tucht noemt als kenmerk van de kerk en dat daarbij de naam van K. Schilder valt, is het niet toevallig dat die bijdrage geschreven is door de vrijgemaakte prof. dr. B. Kamphuis. Het is trouwens jammer dat bij de geselecteerde fragmenten uit de drie edities van de ”Christelijke Encyclopedie” niet de namen van de auteurs zijn afgedrukt. Dat was een kleine moeite geweest.
Omgekeerd kan ook typerend zijn wat de redactie niet acceptabel vond in de aangeleverde bijdragen. Dat onttrekt zich uiteraard aan de waarneming van de lezer. Zelf heb ik in de derde editie onder meer de bijdrage over emancipatie verzorgd. In de aangeleverde tekst werd vragenderwijs aan de orde gesteld of het homohuwelijk een vorm was van gelijke behandeling, of dat hier zaken aan elkaar gelijkgesteld werden die toch wezenlijk verschillend zijn. Maar zelfs die vraag alleen kon geen genade vinden in de ogen van de redactie!