Economie

Twintig minuten in ijskoud Rijnwater

HEERJANSDAM - De gebeurtenis staat in zijn geheugen gegrift. Matroos Jan Kruisinga sloeg overboord en lag twintig minuten in ijskoud Rijnwater. „’t Was kantje boord.”

9 November 2006 09:52Gewijzigd op 14 November 2020 04:16
HEERJANSDAM – Pakweg twintig minuten lag Jan Kruisinga uit Heerjansdam ooit in het ijskoude water van de Rijn. De toen 19-jarige matroos struikelde en tuimelde overboord. „Het was kantje boord.” Foto Dirk Hol
HEERJANSDAM – Pakweg twintig minuten lag Jan Kruisinga uit Heerjansdam ooit in het ijskoude water van de Rijn. De toen 19-jarige matroos struikelde en tuimelde overboord. „Het was kantje boord.” Foto Dirk Hol

Kruisinga komt uit een schippersfamilie. Inmiddels staat de zevende generatie in de stuurhut. De vicevoorzitter van de Christelijke Bond voor Ondernemers in de Binnenvaart (CBOB) springt nog regelmatig bij op het schip van zijn zoon. Zelf vervult hij tegenwoordig adviserende taken bij schippersorganisaties.Werken in de binnenvaart is niet zonder risico. De Arbeidsinspectie meldde woensdag twaalf dodelijke ongevallen in de periode tussen 1997 en 2004. De gevaren van overboord slaan worden in de binnenvaart te weinig onderkend, meent de inspectie. Vier van de tien bemanningsleden zeggen ook ’s nacht en bij storm geen reddingsvest te dragen.

Kruisinga weet uit ervaring wat het is om overboord te slaan. Op zijn negentiende was hij als matroos op het schip van zijn vader met 4000 ton droge bulk onderweg van Mannheim naar Rotterdam. „Ik liep over het schip toen ik onverwacht struikelde. Opeens lag ik in het water.” Hij herinnert zich de gebeurtenis als de dag van woensdag. „Het was op Hemelvaartsdag. Het water was ijskoud.”

Een broer van Kruisinga zag het ongeluk gebeuren. „Hij zag mij overboord slaan en sloeg alarm.” Het schip verwijderde zich in snel tempo van de drenkeling. „Paniek aan boord.” Kruisinga’s vader probeerde in de stuurhut het varende vrachtschip zo snel mogelijk te stoppen. Geen geringe opgave. „Het is geen auto die je even stilzet. Met een gang van 20 kilometer per uur ben je zo een eind weg.”

De jonge matroos kon niet anders doen dan afwachten. „Naar de kant zwemmen had geen zin, want de Rijn is op die plek behoorlijk breed. Bovendien zou mijn vader mij met het schip onder de wal niet meer kunnen bereiken.”

Aan boord was inmiddels alles in rep en roer. „Mijn moeder stond in het stuurhuis: „Zie ik hem nog? Oh, als-ie maar boven water blijft. Zou hij het volhouden?” Na verloop van tijd -„dat duurt toch een minuut of vijftien tot twintig”- kwam het schip langszij. „Ik was niet meer in staat om zelf aan boord te klimmen.”

Met vereende krachten werd de drenkeling aan boord gehesen. „Met een warm bad en een kop soep ben ik er weer bovenop gekomen.”

Kruisinga beseft dat zijn ongelukkige val kantje boord was. „Het had niet veel langer moeten duren. Als ik iets langer in het ijskoude water had gelegen, had ik het niet kunnen navertellen.”

De jonge matroos heeft er niets aan overgehouden. „Ik was 19 jaar, dan sta je er niet zo bij stil.” Zo’n voorval stempelt toch „een klein beetje” je leven, zegt Kruisinga. „Het is een stationnetje dat je passeert. Dat neem je je hele leven mee. Je gaat anders met risico’s om. Niet dat je er elke dag bij stilstaat, maar je wordt er toch alerter door.”

Kruisinga relativeert de cijfers van de Arbeidsinspectie. Twaalf doden in zes jaar betekent gemiddeld twee per jaar, rekent hij voor. „Twaalf doden zijn er natuurlijk twaalf te veel. Maar in het vrachtvervoer op de weg en op het spoor vallen meer slachtoffers. De binnenvaart is een van de veiligste vervoersmodaliteiten. We moeten niet paniekerig doen.”

De omstandigheden op veel stations zijn gevaarlijker. „Als ik op het perron sta te wachten op een trein, loop ik heel wat meer risico’s. Al die mensen staan te wachten en te duwen, terwijl de trein aan komt razen. Veel gevaarlijker.”

De veiligheid in de binnenvaart kan echter beter, stelt de CBOB-bestuurder. „Trappen zijn vaak niet optimaal. Nieuwe kades in Rotterdam zijn bijvoorbeeld te ver van het schip verwijderd. Een schipper kan daardoor op veel plaatsen niet op een veilige manier op zijn schip komen. Hij moet wel eens geholpen worden. De veiligheid is daar ver beneden de maat.”

Gevaar ontstaat er ook op het moment dat binnenvaartschepen in de wintermaanden onder sluisdeuren door moeten varen. Het lekwater drupt van de hefdeuren en bevriest op het dek, waardoor een spiegelgladde situatie ontstaat. „Ontwerpers zouden bij nieuwe sluizen geen gebruik meer moeten maken van hefdeuren, maar van draaideuren.”

Schippers moeten altijd alert zijn, benadrukt Kruisinga. Voorkomen is immers beter dan genezen. „Spreek met je personeel over onveilige situaties, zorg voor goed schoeisel, houd je aan de veiligheidsvoorschriften. Daar krijg je nooit spijt van.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer