Doodvonnis voor Saddam Hussein
Een speciaal Iraaks tribunaal heeft gisteren het doodvonnis uitgesproken over de voormalige Iraakse leider Saddam Hussein. Hij komt niet voor een vuurpeloton, maar krijgt de strop. Dat is voor westerse begrippen een middeleeuwse, het slachtoffer zeer onterende straf. Wie op die manier de doodstraf krijgt, geldt als eerloos.
Wisten de tot rechtspreken geroepen mensen de objectiviteit te bewaren? Is er sprake van een onbevooroordeelde uitspraak? Het valt niet bij voorbaat uit te sluiten dat sjiitische sentimenten in dit oordeel een rol speelden. Saddam ging door voor soenniet. En de beide groeperingen beschouwen elkaar soms ongeveer als heidenen.De genoemde overweging bagatelliseert niet dat Saddam heel wat op z’n kerfstok heeft. Allereerst zijn verantwoordelijkheid voor marteling van en moord op 148 sjiitische inwoners van het dorp Dujail in 1982. Die kwestie vormt de motivatie achter het doodvonnis. Maar dat is niet alles.
Het tribunaal gaf de tiran tien jaar voor deportatie en verdrijving van de bevolking. En nog eens tien jaar voor allerlei vormen van vrijheidsberoving in strijd met de internationale wet. Verder krijgt Saddam zeven jaar voor betrokkenheid bij martelingen. De man komt hoe dan ook nooit meer vrij. En dat is terecht.
Tegelijkertijd fungeert Saddam als zondebok. Als brandpunt van negatieve gevoelens. Terwijl er tal van mensen met status rondlopen die aan het doodvonnis ontsnappen. Krijgsheren zoals Dostum en Hekmatyar stonden voorheen in Afghanistan bekend om hun wreedheid.
Hun schending van de mensenrechten verhindert niet dat ze nu een belangrijke positie bekleden. Dostum is chef-staf van het Afghaanse leger. Ook de huidige minister van Defensie in Afghanistan, Mohammed Qasim Fahim, gaat niet vrijuit. Zij blijven als oorlogsmisdadigers ongestraft in naam van de nationale verzoening.
De ex-dictator is ook mens. Hij reageerde emotioneel op het doodvonnis. Met trillende stem riep hij: „Lang leve Irak. Lang leve het Iraakse volk. Allah is groter dan de bezetter.” Mogelijk vermoedt iemand toneelspel. Wellicht doet Saddam een poging z’n aanhang te mobiliseren. Er volgt immers nog een beroepsprocedure.
Ondertussen sprak de rechter het doodvonnis uit over een mens. Over een slecht mens. Dat was de moordenaar op Golgotha ook. Toch ontving hij van God genade. Toen hij zijn schuld erkende en zijn straf accepteerde. Wie bekommert zich om de mens Saddam? Wie bereikt hem met de boodschap van zonde en genade?
De wereld reageert verdeeld. Finland, voorzitter van de Europese Unie, is tegen de doodstraf. De VN-gezant voor de mensenrechten wil dat Bagdad niet tot voltrekking van het vonnis overgaat. Amnesty International meent dat de politiek onpartijdigheid verhinderde.
Sommigen keren zich tegen de doodstraf vanuit christelijke motieven. Anderen houden eraan vast dat zo’n vonnis voor een moordenaar volgens de Bijbel niet verkeerd is. In elk geval vallen er bij dit proces vragen te stellen. Er lijkt op z’n minst sprake van vormfouten. Die vragen vormen een verhindering om zomaar te delen in de vreugde die de Verenigde Staten en Engeland over het vonnis tonen.
De Amerikaanse president Bush noemt de doodstraf een mijlpaal op weg naar vrede en in het streven van het Iraakse volk om tot een rechtsstaat te komen. Zulke woorden vormen een bewijs dat hij nog altijd te weinig oog heeft voor de manier van denken van de moslims in Irak.
Irak streeft helemaal niet naar een rechtsstaat. Ze kiezen voor radicale moslimsleiders en zijn gevangen in hun eigen islamitische machtsstrijd. Daarbij is een dode meer of minder niet zo belangrijk. Christenen hebben het nu moeilijker in Irak dan onder Saddam.