Doopsgezinden op Texel
Titel: ”De Wynberch des Heren. Godsdienstige veranderingen op Texel 1514-1572”
Auteur: Gerard van der Kooi
Uitgeverij: Verloren, Hilversum, 2005
ISBN 90 6550 884 8
Pagina’s: 415
Prijs: € 35,-.
In 1564 werd Jan Gerritsz, een ketellapper, als laatste martelaar van Texel in Den Haag terechtgesteld. Aan diens testament ontleende dr. G. van der Kooi, blijkens zijn woord vooraf, de titel van zijn studie ”De Wynberch des Heren”. Van der Kooi schreef een stevige studie. Zij berust op een intensief onderzoek van de bronnen, waarvan een respectabel aantal aan het eind in een systematisch overzicht wordt weergegeven. De auteur is niet over één nacht ijs gegaan. Hij verantwoordt zijn methode door die in te passen in ontwikkelingen die zich voordeden in Nederland. Hij schetst vervolgens het beeld van de westerse wereld, politiek, sociaaleconomisch en godsdienstig.
Tegen die achtergrond komen de godsdienstige veranderingen op Texel ter sprake: een minibeeldenstorm leidde tot optreden van de kant van de clerus, het begin van een poging tot hervorming. Van der Kooi weet een verband aan te tonen tussen het opkomende lutheranisme en gebeurtenissen op het eiland.
Aanklachten
Een gespecialiseerd onderzoek van de levensomstandigheden (prosopografie) van de dopers op Texel maakt duidelijk welke leden van de doperse gemeenschap de reis naar Münster in Westfalen (1534) ondernamen. De weergave van het verloop van de reis en de arrestatie en bestraffing van de deelnemers en hun veroordeling vormt een hoofdmoot uit de studie.
Hier spreken de bronnen het duidelijkst. Het Hof van Holland bemoeide zich met de zaak. Het overgrote aanbod van gearresteerde dopers was de oorzaak dat een niet gering getal van hen zonder strafoplegging werd weggezonden, op de belofte dat ze zich bij eerste indaging zouden melden.
De auteur is door zijn nauwkeurig onderzoek van de bronnen in staat een minutieuze beschrijving te geven van wat er op de zittingen tegen de verdachten werd ingebracht. Hun „uitreizen” zonder vergunning werd hun zwaar aangerekend. Daarnaast stond de aanklacht wegens het ondergaan van de herdoop. Van de Texelaars hadden er zich 46 daadwerkelijk laten herdopen.
De aanklacht daarover betrof het punt dat vanaf het begin van de Reformatie met name in Zwitserland een rol had gespeeld. Uit de stukken treedt het beeld naar voren dat men voordat men in Münster aankwam in ieder geval gedoopt wilde zijn, dat wil zeggen voordat het rijk van Christus zich daar zou manifesteren. Terecht wijst Van der Kooi op dit element in de geloofsbeleving van de dopers, en terecht noemt hij dit een apocalyptisch moment. De oproep om te gaan kwam tot „alle gelovige verbond genoten in Christo.” Daarachter staat wel degelijk een verbondsopvatting, die geschraagd werd door de fundering van een persoonlijke inwilliging.
Berouw
Men zou zeggen dat er na de arrestatie geen ruimte meer zou zijn voor een betuiging van rouw. Maar het laat zich verstaan dat niet allen onverzettelijk bleken. Voor het hof deden sommigen een betuiging van berouw. Die spaarde wel het leven, maar garandeerde geen kwijtschelding van inbeslagname van goederen. Overigens stonden ”lutherie” en ”anabaptisterie” voor de overheid op één lijn. Tegen die achtergrond kan men een andere inschatting maken van de doperse stroming. Veelal waren het eenvoudige mensen die wilden leven bij het Woord van God en die zich als het er op aankwam de schat van het Woord niet lieten ontnemen.
De verdienste van deze studie is vooral gelegen in een soort van herbronning, waardoor het mogelijk werd een klein segment uit de eigen kerkgeschiedenis te aanvaarden als een voorbeeld van vroomheid, waarin zeker de onverzettelijkheid aanwezig was. Al te vaak is de geschiedschrijving uitgegaan van een beeld waarin het revolutionaire streven van een aantal leiders specifiek werd geacht voor de gehele groep, die hier in Nederland zeker niet zonder kracht, overtuiging en eenvoudige vroomheid is geweest.
Het is niet goed mogelijk om in kort bestek de gehele inhoud van de studie weer te geven. Zij verdient aandacht die zorgvuldig wil luisteren naar een stem uit het verleden die in de doorsnee gereformeerde geschiedschrijving van meet af aan wat onderbelicht is gebleven. Men begrijpt dat juist het gereformeerde belijden een openheid heeft naar deze stroming, die dr. Noordmans deed spreken over de verwantschap tussen gereformeerden en dopers. Alles wat wij dopers noemen, hoeft het niet te zijn. Laat de rijkdom van het gereformeerd belijden ons niet blind maken voor die eenvoud van geloofsbeleving die men onder dopers en baptisten ook vandaag nog aantreft.