P. W. Botha (1916-2006); van hervormer tot obstakel
APELDOORN - De Zuid-Afrikaanse oud-president Pieter Willem Botha is dinsdagavond op 90-jarige leeftijd overleden. Hij stierf om 19.00 uur (Nederlandse tijd) in zijn slaap in zijn huis in het dorp Wilderness.
De oud-president leefde daar de laatste jaren in vrij sterke afzondering. Hij was niet alleen buitenstaander geworden in de politieke wereld, maar in toenemende mate ook in de gelederen van Afrikaners. Terwijl dit het volk was dat Botha met zijn apartheidspolitiek had proberen te beschermen en waarvoor hij zich de kritiek van de hele wereld op de hals had gehaald.Botha kwam in 1916 in een boerengezin ter wereld. In 1948 werd hij gekozen als parlementslid voor de Nasionale Party. In 1961 trad hij toe tot het kabinet en in 1966 werd hij minister van Defensie.
Botha’s leven werd sinds zijn aftreden als president in 1989 gekenmerkt door de tragiek die veel politieke vernieuwers typeert, namelijk dat van de vastgelopen hervormer. Botha zag in de jaren zeventig dat de Zuid-Afrikaanse apartheidspolitiek niet had geleid tot succesvolle ”gescheiden ontwikkeling” en ”aparte vrijheden” voor alle groepen. Terwijl dat wel het lonkende perspectief was geweest waarmee Afrikanerdenkers als D. F. Malan en Hendrik Verwoerd de apartheid hadden onderbouwd.
Botha begreep dat het vasthouden aan de strikte apartheid alleen zou leiden tot (nog) meer onderdrukking van de zwarte bevolking. Bovendien zou alleen een kostbare politiestaat machtig zijn het verzet te overleven.
Dit plaatste Botha voor een dilemma. Een regering van zwarten achtte hij onmogelijk. Dit zou niet alleen leiden tot dezelfde chaos als in veel andere Afrikaanse landen sinds de dekolonisatie begin jaren zestig. Maar het zou ook de blanke minderheid in Zuid-Afrika in ernstige problemen brengen. En alleen al de gedachte aan de vrijlating van ANC-symbool Nelson Mandela bezorgde hem zijn welbekende woedeaanvallen.
Botha koos daarom voor hervormingen binnen de kaders van de apartheidspolitiek. Voor veel Afrikaners was hij daarmee een opluchting in vergelijking met zijn conservatieve voorganger B. J. Vorster.
Maar zoals veel politici die als eerste hervormingen doorvoeren, faalde Botha jammerlijk. De nieuwe grondwet van 1983 -die voornamelijk meer politieke rechten verschafte aan kleurlingen (meestal halfbloeden)- wakkerde het verzet alleen maar aan. Onder Botha’s bewind werden 30.000 mensen gearresteerd. Vele duizenden anderen -onder wie ds. Beyers Naudé- werden in hun bewegingen beperkt. Dit alles maakte het land onbestuurbaar.
Ook leden van Botha’s eigen volk, de Afrikaanssprekende blanken, gingen in toenemende mate twijfelen aan de rechtvaardigheid van apartheid. De internationale boycot -vooral de pijnlijke sportboycot- bevorderde dit.
Van vernieuwer veranderde Botha zodoende in een obstakel. Hij kreeg de bijnaam ”Die Groot Krokodil”, vanwege zijn harde compromisloosheid.
In 1989 gaf hij teleurgesteld het stokje over aan Frederik Willem de Klerk. Die behoorde tot de jongere generatie politici in de Nasionale Party, die de hervormingen van Botha zagen als de noodzakelijke eerste stapjes, die echter een vervolg dienden te krijgen.
De nieuwe president gooide de boel in enkele maanden om. In een beroemde toespraak kondigde De Klerk het einde van de apartheid aan, hief hij het verbod op het ANC op en liet weten dat Nelson Mandela zou worden vrijgelaten. Vanaf die dag (2 februari 1990) was Botha een man van het verleden, vergeten door zijn volk en gehaat door alle anderen.
Botha heeft ook weinig meer gedaan om het verloren contact terug te vinden. In tegenstelling tot zijn opvolger De Klerk erkende hij in de jaren negentig niet de Waarheids- en Verzoeningscommissie (WVC). De WVC achtte Botha schuldig aan grove schending van de mensenrechten en aan het aanzetten tot het vermoorden van zwarten. De oud-president zei van niets te hebben geweten en sprak van een heksenjacht tegen blanke Afrikaners.
In de Zuid-Afrikaanse krant Beeld schreef ds. Ben Booyens eerder dit jaar dit over een ontmoeting met de oud-president, waarin deze zou hebben gezegd dat „zijn zaak met de Heere recht” is. Net als vele Afrikaners behoorde Botha tot een van de gereformeerde kerken in Zuid-Afrika.
Tot op het laatst was Botha ervan overtuigd dat hij de beste bedoelingen had met zijn land en -vooral- zijn volk. Dat zijn eervolle intenties niet werden aanvaard, knakte hem voor de rest van zijn leven.